< Terug naar vorige pagina

Project

Don’t Push My Buttons! Emoties en online gedrag bij adolescenten

Een snel in omvang toenemend aantal onderzoeken geeft aan dat cyberpesten een belangrijke nieuwe vorm van pesten is bij jongeren. Deze onderzoeken hebben de prevalentie van cyberpesten, eigenschappen van cyberpestkoppen en cyberpestslachtoffers, en antecedenten en consequenten gerelateerd aan cyberpesten gedocumenteerd. De meeste onderzoeken over cyberpesten worden echter niet gestoeld op een theoretische onderbouwing. Onderzoek over andere vormen van pesten, zoals pesten op het werk, heeft echter meestal wel een sterke theoretische achtergrond. Binnen het domein van pesten op het werk zijn sterke verbanden aangetoond tussen stresserende werkervaringen en pesten op het werk. Verscheidene theorieën hebben gepoogd deze verbanden te verklaren. In mijn doctoraatsonderzoek vertrek ik van deze en andere theorieën om te onderzoeken hoe betrokkenheid bij cyberpesten, zowel als dader als als slachtoffer, gerelateerd kan zijn aan de gebeurtenissen die adolescenten meemaken en de bijhorende emoties. In lijn met recente onderzoeksontwikkelingen zal ik niet enkel de invloed van negatieve ervaringen en emoties op negatief digitaal gedrag (cyberpesten) onder de loep nemen, maar ook bekijken hoe positieve gebeurtenissen en emoties het effect van negatieve ervaringen kunnen tegengaan en prosociaal digitaal gedrag kunnen uitlokken. Bovendien zal ik nagaan hoe stress, emoties en betrokkenheid bij cyberpesten op school of op het werk bij één familielid een invloed kunnen hebben op een ander familielid, door koppels van adolescenten en hun werkende ouders te onderzoeken. Deze innovatieve studie zal de eerste zijn waarin de cross-over van stress, emoties en cyberpestgedrag tussen jongeren en hun ouders bestudeerd wordt.

Om mijn onderzoeksvragen te beantwoorden, zal ik twee studies uitvoeren: een longitudinale studie bij 1500 adolescenten in de eerste graad van het secundair onderwijs en een dagboekstudie bij 200 koppels van adolescenten en hun werkende ouders. De longitudinale studie zal bestaan uit een vragenlijst die drie keer door de leerlingen zal worden ingevuld, telkens met een interval van zes maanden tussen. De kwantitatieve dagboekstudie zal bestaan uit een kort dagboek dat op zeven opeenvolgende dagen dient ingevuld te worden door zowel de adolescenten als hun ouders. Deze dagboekstudie zal ik uitvoeren samen met Ivana Vranjes, de andere doctoraatsstudent die meewerkt aan dit project.

Het doel van dit onderzoeksproject is de kennis uit te breiden over de onderliggende factoren en processen die tot betrokkenheid bij cyberpesten kunnen leiden en over de manieren waarop deze tegengewerkt kunnen worden. De theoretische basis van waaruit ik vertrek, de inclusie van positieve concepten en de aandacht voor cross-over-effecten maken dit onderzoek origineel en maatschappelijk relevant. Met dit onderzoek wil ik niet enkel een bijdrage leveren aan het wetenschappelijk onderzoekscorpus, maar ook aan de bredere maatschappij.

Datum:1 sep 2014 →  21 aug 2018
Trefwoorden:cyberbullying, emotion regulation, adolescents
Disciplines:Biologische en fysiologische psychologie, Algemene psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project