< Terug naar vorige pagina

Project

De verwerking van kenmerken in spraak bij ernstig dove kinderen met een cochleair implantaat

Ondanks de bewezen effectiviteit van cochleaire implantaten (CIs) voor de revalidatie van ernstig dove kinderen, is de variabiliteit in performantie op gebied van spraakperceptie en taalverwerking groot. In het onderzoek van Yasmeen Hamza werd onderzocht in welke mate verschillende akoestische kenmerken van spraaksignalen (meer bepaald gerelateerd aan sonoriteit) belangrijk zijn voor de verwerving van nieuwe woorden door kinderen met CIs. Het onderzoek draagt bij tot verbeterde gehoorrevalidatie.

Er werd eerst een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden en beperkingen in de perceptie van segmentele en suprasegmentele kenmerken van spraak door kinderen met CIs. Het CI is immers prima in staat om de spraakenveloppe door te geven (waardoor met name medeklinkers goed waarneembaar zijn), maar minder goed in staat om de temporele fijnstructuur over te brengen. De temporele fijnstructuur is vooral belangrijk voor de waarneming van prosodie en het onderscheiden van spraak in een rumoerige omgeving.

Vervolgens werden twee experimentele studies uitgevoerd met als doel na te gaan welke kenmerken van sonoriteit belangrijk zijn voor de verwerving van nieuwe woorden. Sonoriteit is gerelateerd aan de relatieve luidheid/perceptuele prominentie van een spraakklank. In de eerste studie namen Griekse kinderen met één CI deel, die niet zo heel jong geïmplanteerd waren. In de tweede studie werden Vlaamse kinderen met twee CIs geïncludeerd. De Vlaamse kinderen waren ook jonger geïmplanteerd dan de Griekse kinderen. Er werden telkens klanken met verschillende graden van sonoriteit aangeboden aan zowel kinderen met een CI, volwassenen met een CI en normaalhorende kinderen. Uit de vergelijking van data van verschillende groepen blijkt dat de Griekse kinderen met een CI  nieuwe woorden aanleren volgens een andere strategie dan normaalhorenden kinderen. Dit blijkt niet het geval te zijn voor de Vlaamse kinderen, die eerder hetzelfde leerpatroon hebben als normaalhorende kinderen, vermoedelijk vanwege de zeer jonge leeftijd van implantatie en de twee CIs. Echter, de Vlaamse kinderen behaalden gemiddeld lagere receptieve taalscores dan de normaalhorende leeftijdsgenoten, ondanks dat ze op equivalente wijze nieuwe woorden aanleerden. Dit betekent dat er bijkomende processen zijn voor de verwerving van nieuwe woorden die ook meegenomen dienen te worden in de revalidatie van gesproken taal van jonge dove kinderen.

Datum:23 sep 2015 →  12 dec 2018
Trefwoorden:Sonority, Cochlear implant, Children, Speech perception
Disciplines:Neurowetenschappen, Biologische en fysiologische psychologie, Cognitieve wetenschappen en intelligente systemen, Ontwikkelingspsychologie en veroudering
Project type:PhD project