< Terug naar vorige pagina

Project

De rol van derde variabelen in de relatie tussen niet-symbolische en symbolische getallenvaardigheden

Mensen beschikken over een  vermogen om aantal uit de omgeving te extraheren en te manipuleren, een vaardigheid die ook bekend staat als "getalgevoel". Er zijn aanwijzingen dat dit getalgevoel een aangeboren, evolutionair mechanisme is dat het mogelijk maakt om benaderende en niet-symbolische numerieke grootheden (●●●) te verwerken. Naast deze aangeboren vaardigheid;  leren mensen tijdens hun eerste levensjaren te werken met een symbolisch systeem voor getallen, waaronder notaties zoals cijferwoorden (“drie”) en Arabische cijfers (“3”). Kinderen verwerven de betekenis van de cijfersymbolen door ze te koppelen aan de hoeveelheid waarnaar ze verwijzen (“drie” komt overeen met “●●●”). Het symbolische getallenstelsel dient later dan weer voor de verwerving van meer complexe wiskundige vaardigheden. Hoe het vermogen om niet-symbolische getallen te verwerken zich verhoudt tot symbolische getallenkennis en wiskundige vaardigheden is nog steeds een punt van discussie. Het doel van dit project is om de relatie tussen deze twee systemen te onderzoeken vanuit een ontwikkelingsperspectief, met een focus op de rol van andere relevante  cognitieve factoren bij het bepalen van de verwerving van symbolische getallen en wiskundige vaardigheden. Met de eerste studie wilden we ons verdiepen in de methodologie die het meest wordt gebruikt om niet-symbolische nummerverwerking te meten: de numerosity-vergelijkingstaak. De prestatie in deze taak wordt klassiek geïnterpreteerd als een zuivere index van hoe precies aantallen gerepresenteerd wordt (“ANS-acuity”). In Studie 1 hebben we twee experimenten met volwassenen ontworpen om het effect te evalueren van de samenstelling van de trial-lijst, wat we contextuele factoren noemen, op de prestaties in de numerositeitsvergelijking. In Experiment 1 werd aangetoond dat hoe complexer het patroon van covariatie tussen numerieke en niet-numerieke aanwijzingen (bv., totale oppervlakte) op het niveau van de globale taak is, hoe meer deelnemers zullen vertrouwen op de aanwezige numerieke verhoudingen om de taak op te lossen; in Experiment 2 werd aangetoond dat de accuratesse in de numerositeitsvergelijking op dezelfde trials wordt beïnvloed wanneer extra beurten met gemakkelijkere of moeilijkere numerieke verhoudingen worden toegevoegd zonder deze op te nemen in de analyse. We concludeerden dat er rekening gehouden moet worden met contextuele factoren bij het interpreteren van de resultaten van een numerositeitsvergelijkingstaak. Studies 2 en 3 vertegenwoordigen een eerste poging om de rol van alternatieve cognitieve factoren op de relatie tussen niet-symbolische en symbolische getallenkennis (Studie 2) en rekenvaardigheid (Studie 3) bij kinderen direct te onderzoeken. In Studie 2 hebben we in een steekproef van kleuters (113 kinderen, 2,5 tot 4 jaar oud) niet-symbolische getallenvaardigheden, symbolische getalkennis en inhibitorische vaardigheden gemeten. Het doel van dit onderzoek is om aan te tonen dat inhibitie in deze leeftijdscategorie een modererende rol spelen op de correlatie die in de literatuur wordt gevonden tussen niet-symbolische getalvaardigheden en symbolische getalkennis. In Studie 3 hebben we een steekproef van 146 eersteklassers getest met twee versies van de numerosity-vergelijkingstaak; een gestandaardiseerde wiskundetest voor vaardigheden op het gebied van woordproblemen, rekenvaardigheid en procedurele berekening; twee taken om inhibitie te meten en een wiskundeangst-test. Ons doel is om te onderzoeken of de relatie tussen niet-symbolische getalverwerking en rekenvaardigheid wordt beïnvloed door a) de kenmerken van de tests die voor dergelijke metingen worden gebruikt; b) de ontwikkeling van inhibtie en c) wiskundeangst.

Datum:1 nov 2019 →  1 nov 2023
Trefwoorden:Numerical Cognition, Developmental Psychology
Disciplines:Gedragsneurowetenschappen
Project type:PhD project