< Terug naar vorige pagina

Project

De grenzen van complementatie: Constituentie versus scope en relationaliteit.

De algemene doelstelling van dit project is aan te tonen dat het traditionele model van complementconstructies als argumenten van een predicaat - dit is de constituentie-analyse zoals in Noonan (2007: 52) - problematisch is, vertrekkend vanuit het betekenisveld van deontische modaliteit. In dit project wil ik een alternatief model ontwikkelen dat zowel de klassieke als problematische gevallen van complementconstructies omvat, waarbij de concepten van relationaliteit (Van linden 2009) en scope (McGregor 1997) centraal staan. De onderzoekshypothese is dat cemplementrelaties te maken hebben met het uitdrukken van een attitude tegenover of een perspectief op een bepaalde situatie en daarom een scoping analyse veeleer dan een constituentie-analyse rechtvaardigen. Deze hypothese wordt op twee sporen nader onderzocht: (i) door het bestuderen van patronen van nominale complementatie (bv. the desire that/to ...), waarvoor al werd aangetoond dat de constituentie-analyse niet werkt (cf. Schmid 2000), en (ii) door het vergelijken van complementrelaties met adverbiale relaties, waarbij semantische en formele verbanden tussen deze twee types erop wijzen dat complementrelaties bepaalde eigenschappen gemeen hebben met structuren die traditioneel niet als constituentiefenomenen geanalyseerd worden (cf; Verstraete 2008). Dit project beoogt beide sporen zowel taalspecifiek als taaltypologisch uit te werken, op basis van gegevens uit hedendaags Engelde corpora en een crosslinguïstisch sample.
Datum:1 okt 2009 →  30 sep 2010
Trefwoorden:Complementation, Scoping, Constituency, Linguistic typology, English, Attitude, Clause combining
Disciplines:Talen, Literatuurwetenschappen, Theorie en methodologie van de talenstudies, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Theorie en methodologie van de literatuurwetenschappen, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen