< Terug naar vorige pagina

Project

Proclus en de mereologische schakel tussen ethiek en metafysica. Perfectie als onderdeel van de kosmologie

Het doel van dit project is het ontwaren van de manier waarop het concept van perfectie ethiek en metafysica bijeenbrengt in de laatantieke filosofie. De mereologie, oftewel de filosofische studie naar deel-geheelrelaties, vormt de basis van het onderzoek. In de antieke wijsbegeerte, en in het bijzonder in de Platoonse stroming, valt het idee van geheel-zijn (en het daaruit volgende metafysische vraagstuk over de verhouding van het geheel tot zijn delen) immers vaak samen met het idee van volledigheid of perfectie (Grieks: τέλειος). Door deze samenhang tussen de beide concepten zien antieke Platonici het geheel niet slechts als een metafysische eenheid die een verzameling delen bijeenbrengt, maar als de beste eenheid die de delen kunnen vormen.

De Neoplatoonse filosoof Proclus (5e eeuw n. Chr.) is de centrale figuur van dit project, omdat hij in zijn exegese van Plato uitgebreid spreekt over het geheel als metafysisch concept en ook over diens verhouding tot de Platoonse ideeën van perfectie en goedheid.

Het onderzoek bestaat uit drie delen. Ten eerste wordt er een conceptuele basis voor het onderzoek gelegd door middel van een beschouwing van hedendaagse filosofen zoals David Lewis en Peter Van Inwagen. Zij bestuderen immers de vraag of het geheel als dusdanig losstaat van de verzameling van delen of juist niets meer is dan dat. Daarnaast krijgen Verity Harte en Kathrin Koslicki de aandacht, omdat zij de hedendaagse mereologie reeds als lens hebben gebruikt om de metafysica van respectievelijk Plato en Aristoteles te bestuderen en daarmee een tweede relevante vraag hebben blootgelegd: is het geheel niet alleen meer dan de som van zijn delen maar zelfs voorafgaand aan de delen in logische of metafysische zin?

De tweede fase van het project draait om Proclus’ noties van samenstellingen en gehelen in het algemeen, alsook de filosofische modellen die hij opstelt om deze concepten te kunnen duiden. De voornaamste bronnen in dit stadium zijn de Institutio Theologica en de Theologia Platonica. Proclus’ begrip van samenstellingen wordt bestudeerd aan de hand van de ‘regel van Proclus’ (zo genoemd door de latere Olympiodorus), die stelt dat elk scheppend beginsel een groter causaal bereik heeft dan erop volgende beginsels maar een korter bereik dan eraan voorafgaande beginsels. Als gevolg hiervan beschrijft Proclus de beginsels die zich in het midden van de causale processie van het eerste beginsel, het Ene, naar het stoffelijke substratum bevinden als ‘tot op grotere hoogte samengesteld’ (Institutio Theologica §58). Deze metafysische regel wordt vergeleken met de algemenere Neoplatoonse notie dat elk beginsel in de processie vanaf het Ene meer verdeeld is dan zijn voorganger (Inst. Theol. §62). Proclus’ leer van de drie gehelen (Inst. Theol. §67-69) wordt eveneens bestudeerd in deze fase van het project. De drie typen gehelen van Proclus zijn al vaker becommentarieerd door hedendaagse wetenschappers, maar hun conclusies lopen dikwijls uiteen. Om de interpretaties uit de secundaire literatuur bijeen te brengen wordt er speciale aandacht besteed aan passages van het derde boek van de Platoonse Theologie, waar Proclus zijn mereologische triade inbedt in Plato’s Parmenides, Philebus en Timaeus.

Ten slotte wordt Proclus’ toepassing van het idee van geheel-zijn in zijn theologisch systeem en in zijn kosmologie besproken. De rode draad in deze fase is de overlap tussen geheel-zijn en eeuwigheid, een conclusie die Proclus opnieuw trekt uit zijn lezing van de Parmenides, Philebus en Timaeus van Plato. Selecte passages uit het derde, vierde en vijfde boek van de Platoonse Theologie tonen aan dat Proclus deze herinterpretatie van het geheel als een eeuwige en dus stabiele goedheid binnen de hypostase van het Intellect gebruikt om de connectie tussen geheel-zijn en perfectie te verklaren. Uit het Timaeus-commentaar, waarin Proclus zijn lezing presenteert over de Platoonse scheppingsmythe, worden vervolgens passages bestudeerd die aanwijzen welke gevolgen het samenbrengen van geheel-zijn en eeuwigheid heeft voor de mereologische status van sterfelijke en dus temporeel beperkte wezens.

Datum:1 nov 2018 →  1 sep 2022
Trefwoorden:Proclus, Perfection, Timaeus Commentary, Neoplatonism
Disciplines:Theorie en methodologie in de filosofie
Project type:PhD project