< Terug naar vorige pagina

Project

De Experimentele Economie van Ouderschap: Evidentie vanuit Ruraal China

De vroege kindertijd—de prenatale periode tot de leeftijd van vijf jaar—is een sensitieve en kritieke periode voor de ontwikkeling van vaardigheden. Blootstelling aan risicofactoren in de leefomgeving (zoals, bijvoorbeeld, ondervoeding of een gebrek aan cognitieve stimulatie) tijdens deze vroege periode in het leven zou kunnen leiden tot grote ongelijkheid in ontwikkelingskansen. Naar schatting zouden 250 miljoen (of 43%) van de kinderen onder de vijf in lage- en middeninkomenslanden (LMIL) een verhoogd risico hebben om een vroegtijdige ontwikkelingsachterstand op te lopen door risicofactoren in de omgeving. Een aanzienlijk arsenaal aan multidisciplinair onderzoek toont aan dat dergelijke ontwikkelingsachterstanden geassocieerd zijn met verminderd cognitief en sociaal-emotioneel functioneren op volwassen leeftijd, hetgeen zich, onder andere, kan uiten in lagere lonen of meer criminaliteit. Investeren in de ontwikkelingskansen van benadeelde kinderen is dus cruciaal om meer kinderen een eerlijke kans in het leven te geven; om intergenerationele mobiliteit te verbeteren; en om menselijk kapitaal—een belangrijke drijfveer voor economische groei—op te bouwen en te verzamelen.  

De ontwikkelingsmogelijkheden van een kind hangen grotendeels af van de investeringen van de ouders in leef- en leeromgeving van het kind. De interventieliteratuur heeft aangetoond dat ouderlijke investeringen oorzakelijk gelinkt zijn aan betere cognitieve vaardigheden op de korte termijn; en aan een reeks van blijvende effecten op het menselijk kapitaal, zoals betere academische prestaties en verhoogde arbeidsproductiviteit. De interventieliteratuur heeft overtuigend bewijs aangeleverd van de positieve impact van ouderschapstraining op ouderlijke investeringen en vroegtijdige kinderontwikkeling in LMIL. Een bekende interventiestudie met langetermijnopvolging—de Jamaican Nutrition and Cognitive Stimulation Program—toonde aan dat ouderschaptraining op korte termijn leidde to verbeterde ontwikkeling van vaardigheden bij kinderen en op de langere termijn tot verbeteringen in het menselijke kapitaal van volwassenen. De veelbelovende resultaten van deze baanbrekende studie hebben onderzoekers en beleidsmakers ertoe aangezet om gelijkaardige programma's in andere contexten en op grotere schaal te implementeren. Gedurende de voorbije twintig jaar, hebben interventiestudies bewezen dat ouderschapstraining gebruikt kan worden om ouderlijke investeringen en de ontwikkeling van vaardigheden van kinderen te stimuleren in diverse LMIL. Als gevolg hiervan debateren beleidsmakers in LMIL niet langer over de effectiviteit van ouderschapstraining, maar eerder over hoe dergelijke trainingsprogramma's kostenefficiënt en op grote schaal geïmplementeerd kunnen worden.

Deze thesis combineert unieke, grootschalige datasets van landelijk China met innovatieve analysemethoden om nieuwe evidentie aan te leveren voor het ontwerp en de implementatie van kostenefficiënte ouderschapstrainingprogramma's op grote schaal. De structuur van de thesis is als volgt. Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van de economische literatuur over de effectiviteit en mechanismes van experimenten over ouderschapstraining. Hoofdstuk 2 bestudeert of integratie van verschillende programmacomponenten (meer bepaald psychosociale stimulatie en gezondheidszorg) kan leiden tot winsten in kostenefficiëntie. Dit hoofstuk test eveneens een dergelijke geïntegreerd ouderschapsprogramma doeltreffend aan ouders kan aangeleerd worden door lokale gemeenschapswerkers.[1] Hoofdstuk 3 bestudeert dynamieken in de technologie van de ontwikkeling van vaardigheden. We vinden evidentie van dynamische complementariteit tussen verbeteringen in de vaardigheden van een kind en de productiviteit van ouderlijke investeringen in de ontwikkeling van het kind in een latere ontwikkelingsfase.[2] Hoofdstuk 4 betudeert de effectiviteit en mechanismen van een ouderschapsprogramma dat geleid wordt door de overheid. De resultaten tonen aan dat een publiek ouderschapsprogramma leidt tot verbeteringen in de ontwikkeling van kinderen en ouderlijke investeringen. Daarnaast bevinden we dat ouderschapstraining in ouderschapscentra kostenefficiënter is dan ouderschapstraining via huisbezoeken. Voor inclusiviteit is het echter cruciaal om huisbezoeken te voorzien voor de minst gegoede kinderen in de samenleving, die anders een groot risico zouden lopen om buiten de boot te vallen.[3] 

 

[1] Hoofdstuk 2 is het resultaat van een samenwerking met Renfu Luo, Nele Warrinnier, Scott Rozelle en Sean Sylvia. Dit hoofdstuk is gepubliceerd in Social Science & Medicine, volume 239, oktober 2019, 112545.

[2] Hoofdstuk 3 is het resultaat van een samenwerking met Renfu Luo, Scott Rozelle en Sean Sylvia.

[3] Hoofdstuk 4 is het resultaat van een samenwerking met Yu Bai, Ying Li, Yaojiang Shi, Susan C. Song en Lei Tang.

Datum:1 okt 2016 →  4 jan 2021
Trefwoorden:Rural China, Early Childhood Development, Human Capital, Parental Investment, Experimental Economics, Economics of Parenting
Disciplines:Landbouw, land- en landbouwbedrijfsbeheer, Toegepaste economie, Economische ontwikkeling, innovatie, technologische verandering en groei
Project type:PhD project