< Terug naar vorige pagina

Project

Culturele verschillen in obsessies: Empirische studies met Belgische en Turkse steekproeven

Samenvatting

Obsessieve Compulsieve Stoornis (OCS) is een klinische heterogene conditie die over de hele wereld voorkomt (Sasson et al., 1997; Staley & Wand, 1995). OCS wordt gekenmerkt door terugkerende en indringende gedachten, beelden of impulsen (obsessies) en het repetitief en ritueel gedrag (compulsies) dat ertoe dient om de angst die ontstaat door obsessies te verminderen (American Psychiatric Association, 2013).

Het huidige onderzoek focust op vier gerelateerde doelen: (1) De culturele verschillen in de structuur van obsessies te onderzoeken, d.w.z. de mate waarin de betekenissen en associaties van obsessies verschillen tussen culturen; (2) cross-cultureel de frequentie te vergelijken van soorten van obsessies die over culturen heen een gedeelde betekenis hadden; (3) te onderzoeken of culturele verschillen in obsessies die worden gevonden in niet-klinische steekproeven ook gevonden worden in klinische steekproeven; (4) te onderzoeken of culturele verschillen in obsessies gerelateerd kunnen worden aan verschillen in de meest dominante morele waarden.

In ons onderzoek naar deze vier onderzoeksvragen probeerden we oplossingen te bieden voor twee tekortkomingen van het bestaande onderzoek die inzichten in culturele variaties in obsessies in de weg hebben gestaan: (1) veel van de bestaande theorievorming en veel van het bestaande onderzoek naar OCD gaat uit van Westerse ideeën over de stoornis, en (2) het ontbreken van een schaal die vergelijkbare betekenis heeft in verschillende culturen. Het huidige PhD-project stelt zich tot doel zowel bij te dragen aan een theoretisch kader over culturele verschillen in obsessies als aan een methode om obsessies cross-cultureel te meten .

In mijn theoretisch kader neem ik een cultureel perspectief, en stel dat culturele verschillen in de ervaring van obsessies systematisch en betekenisvol zijn. Voortbouwend op de idee dat gedachten obsessief worden als zij bedreigend zijn voor gewaardeerde aspecten van het zelf (Purdon & Clark, 1999), is mijn hypothese dat culturele verschillen in obsessies begrepen kunnen worden vanuit culturele verschillen in (1) zelfconcept (als bron van actie; Markus & Kitayama, 2003) en (2) moraliteitscodes (d.w.z. ideeen over wat acties ‘goed’ maakt; Haidt & Graham, 2007; Shweder, Much, Mahapatra, & Park, 1997).

In eerste instantie heb ik onderzocht hoe de ervaring van obsessies het best gemodelleerd kan worden; ik heb dat gedaan zowel voor iedere cultuur afzonderlijk als voor  de culturen samen. Voor dat laatste heb ik de modellen getoetst aan de meest stringente methodologische criteria voor meetinvariantie.

Mijn onderzoek is beschreven in vier empirische hoofdstukken en omvat een systematische vergelijking van data uit twee culturele contexten (België en Turkije) waarvan is gebleken dat die variëren met betrekking tot zelfconcept en moraliteit. Mijn proefschrift is gebaseerd op data van zowel klinische als niet-klinische (studenten- en gemeenschaps-) steekproeven. De resultaten van mijn studies ondersteunen het idee dat sommige culturele verschillen in obsessies de culturele logica van zelfconcept en moraliteit volgen. Naast evidentie voor culturele verschillen, tonen mijn resultaten ook op een substantiële cross-culturele overlap in fenomenologie. De resultaten met niet-klinische steekproeven werden niet volledig gerepliceerd in een klinische steekproef.

Datum:29 apr 2014 →  9 okt 2019
Trefwoorden:Obsessive compulsive disorder, Cross-cultural variations
Disciplines:Biologische en fysiologische psychologie, Algemene psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project