< Terug naar vorige pagina

Project

Bij de naam genoemd....Leuvense laatgotische beeldhouwkunst heronderzocht

Status questionis

In de late vijftiende eeuw en vroege zestiende eeuw is Leuven een regionaal productiecentrum van beeldhouwkunst, dat de trends volgde die uitgezet werden in Brussel. De Leuvense beeldhouwers hadden een breed clientèle tot ver buiten de stadsmuren. Zij waren echter niet georganiseerd in een eigen beeldhouwersambacht en pasten geen merkensysteem toe voor kwaliteitscontrole, zoals dat bijvoorbeeld wel het geval was in Brussel, Antwerpen en Mechelen. Het gevolg is dat er in de archieven beeldhouwers bij naam gekend zijn maar waar geen of een slechts een beperkt oeuvre aan te koppelen is. Omgekeerd zijn ook vele werken bekend waar men de naam van de beeldhouwer niet van kent.

Stand van het onderzoek

In de jaren 1960 classificeerde een groep van Leuvense onderzoekers waaronder Jan Crab, Maurits Smeyers en J.K Steppe de Leuvense laatgotische beeldsnijkunst in een aantal groepen van ‘meesters’ of ateliers waar ze dezelfde handen in herkenden enerzijds en waar een soort iconografische eenheid in was te vinden anderzijds. Daar waar de beeldhouwer niet gekend was, gaven ze deze handen of groepen een anonieme noodnaam zoals bijv. Meester van de Gekruisigde Christusfiguren of Meester van de H. Barbara van Pellenberg.

Sinds de jaren ’60 is het kunsthistorische onderzoek  naar de middeleeuwse beeldhouwkunst uit Brabant en meerbepaald uit Leuven quasi tot stilstand gekomen. De belangrijkste gepubliceerde bronnen zijn vooral de publicaties van Edward Van Even, Comte J. De Borchgrave. D’Altena en later ook Jan Crab, Maurits Smeyers en J.K Steppe.
In 1975 werd er nog een licentiaatsthesis gewijd aan Joes Beyaert door Christine Van Thillo en in 2001 rondde ik zelf een thesisonderzoek naar Willem Ards en de Meester van het Retabel van Rieden af (zie Bronnen).

Vraagstelling

Kan aan de hand van een kritische en objectieve materiële, contextuele en archivalische analyse de Leuvense beeldhouwproductie van de late middeleeuwen beter worden afgebakend en geordend?

De opzet van het doctoraatsonderzoek is het kluwen te ontrafelen waarin het laatgotisch beeldsnijcentrum Leuven momenteel verkeert door de kaarten dooreen te schudden en een hergroepering voor te stellen. De opdeling van de anonieme ateliers, en de werken die eraan toegeschreven worden erin kan verfijnd worden door de archivalische bronnen terug onder de loupe te nemen, door stilistische vergelijking (met ondertussen nieuw gekende beelden) en door aan de hand van huidige materiaal-technische onderzoekstechnieken de beelden ook fysiek te onderzoeken.  Ook socio-economisch moet onderzocht worden hoe de Leuvense beeldhouwproductie zich verhield tot de Brusselse productie. Kunnen we überhaupt de begrippen 'Leuvense stijl' en 'het Leuvens laatgotisch beeldsnijcentrum' blijven gebruiken?

Immers, bijvoorbeeld zowel bij de Meester van Christus op de Koude Steen als bij de Meester van de Gekruisigde Christusfiguren zijn er duidelijke gelijkenissen met het Borman-oeuvre. Daarnaast zijn ook in de oude publicaties hier en daar fouten geslopen. Zo wordt eenzelfde beeld zowel aan de ‘gekende’ Bartel Van Kessel als aan de anonieme Meester van Sint-Mattheus van Meensel toegeschreven. Bovendien is de opdeling in fictieve ateliers ook grotendeels gebaseerd op de veronderstelling dat een beeldhouwer of atelier zich tot één of een paar iconografische thema’s beperkte in de productie. Deze stelling lijkt onhoudbaar. Een kunstenaar/atelier kon immers ook in verschillende iconografische of functionele types thuis zijn.

Crab en co geven tot slot ook zelf toe dat sommige meesters zoals de Meester van de gekruisigde Christusfiguren fictieve ateliers zijn, waar bovendien qua periode nogal wat tijdsverschil qua productie tussen verschillende beelden uit hetzelfde atelier blijkt te zijn. Dit lijkt ons bijgevolg een misleidende manier van catalogeren omdat de sculpturen zo geforceerd bij mekaar worden geplaatst én aan een onbestaande meester worden gelinkt terwijl ze hoogstwaarschijnlijk het werk van drie of vier verschillende beeldhouwers  in verschillende periodes zijn.
 

Methodiek

Dit doctoraat zal een aantal onderzoekstradities combineren. Enerzijds wordt er socio-economisch onderzoek verricht, anderzijds wordt ook binnen de technisch-wetenschappelijke traditie gewerkt. Daarnaast wordt uiteraard ook stilistisch en archivalisch onderzoek bij deze studie aangewend. De zo goed als puur objectmatige aanpak van het verleden moet meer geobjectiveerd worden. Er wordt daarom zowel naar de beelden zelf gekeken  (stilistisch en materiaal-technisch) als naar de makers ervan door de socio-economische en historische context beter af te lijnen.
 

De technisch-wetenschappelijke onderzoekstechnieken en beeldvormingsmethoden om beeldhouwwerken fysiek te onderzoeken zijn sinds de jaren 1960 grondig veranderd en verbeterd, en net hierin ligt een meerwaarde van dit doctoraatsvoorstel.
Het onderzoek voorheen werd immers vooral gevoerd op basis van literatuurstudie en stilistische vergelijking. De beelden binnen het corpus van het Leuvens beeldsnijcentrum werden echter zo goed als nooit vergeleken op basis van technische kenmerken. Zo kunnen bijvoorbeeld de polychromie en pigmenten (XRF, stratigrafie, ….), de dragers (dendro, C14, …), de aanwezige merken  - los  van ambachtsmerken (toolmarks, benchmarks, ateliermerken, ritsmerken, …), de constructietechniek van de beelden (via scanning/rontgen) onderzocht worden.

Dankzij al deze gecombineerde methodieken wordt een mogelijke theoretische stratificatie van de beeldproductie te Leuven opgesteld. Daarna worden enkele  cases dieper geanalyseerd op basis van de algemene vraagstelling, waarna een conclusie kan worden geformuleerd.

Museaal onderzoek

Dit doctoraatsonderzoek zal in de schoot van museum M worden gevoerd, dus de focus ligt op objecten uit de M-collectie. Deze collectie is representatief voor dit onderzoek omdat ze meerdere sculpturen bevat die binnen de groep van het ‘Leuvense beeldsnijcentrum’ vallen. Verschillende van de anonieme en bij naam gekende meesters zijn aanwezig binnen deze collectie. Het onderzoek zal zich echter niet tot deze museumcollectie beperken maar ook de andere relevante voorbeleden binnen oeuvres op andere, externe locaties betrekken.

De museale link biedt eveneens een  meerwaarde voor het onderzoek. M legt immers zelf de onderzoeksfocus de komende jaren op de middeleeuwse beeldhouwkunstcollectie en het gevolg daarvan is dat samenwerkingsverbanden en ontsluitingstrajecten kunnen worden opgezet. Bovendien kan het museum ten dienste van dit onderzoek fondsen aanzoeken. Door dossiertentoonstellingen op te zetten binnen dit onderwerp kan een curatoriële methodiek worden toegepast. Objecten kunnen letterlijk naast mekaar worden geplaatst en dit biedt enorme perspectieven. (cfr. infra)

Cases

Het is niet de primaire missie of doelstelling van dit onderzoek om namen te gaan toekennen aan anonieme ateliers, er is immers te weinig bekend over de Leuvense beeldhouwkunst (geen merkensysteem, geen georganiseerd ambacht…) om hier vijf eeuwen na datum nog sluitende conclusies uit te trekken. Enkel een technisch-wetenschappelijke vergelijking van beelden zou mogelijk nog toeschrijvingen aan bestaande meesters kunnen teweeg brengen of groepen van noodnamen herordenen. Een up-to-date catalogus van alle aan Leuven toegeschreven laatgotisch beeldhouwwerk kan mogelijk een interessante annex van het onderzoek zijn. Hiertoe moeten alle gekende collecties gescand worden. De argumenten voor toeschrijving aan Leuven zullen echter in eerste instantie enkel de case-studies worden geverifieerd.

Idealiter worden de cases pas definitief vastgelegd worden, na het voeren van een preliminair onderzoek naar de mogelijkheden voor verder onderzoek (aanwezigheid bronnen, mogelijkheid tot technisch onderzoek van de stukken (en kostprijs hiervan) etc. Mogelijk kunnen enkele van deze cases eveneens uitmonden in dossiertentoonstellingen of collectiepresentaties binnen het nieuwe presentatieconcept van de M-collectie (vanaf mei 2017)

Mogelijke Cases:

Hendrik Roesen – Leuvens beeldhouwer en bovendien duidelijke stilistische link met Meester van de Barbara van Pellenberg en Bartel van Kessel

Meester van de Gekruisigde Christusfiguren

Meester van Christus op de Koude Steen

Meester van de Madonna van Piétrebais

 

Datum:9 sep 2016 →  9 sep 2020
Trefwoorden:sculpture, late gothic, medieval art
Disciplines:Geschiedenis, Kunststudies en -wetenschappen
Project type:PhD project