< Terug naar vorige pagina

Project

Beroepsgeheim, samenwerking en maatschappelijke verantwoordelijkheid

Binnen de gezondheids- en welzijnszorg is een integrale aanpak van de problematiek van een cliënt/patiënt noodzakelijk om kwaliteitsvolle zorg te kunnen verstrekken. Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de verschillende actoren in de gezondheids- en welzijnszorg zijn daarbij cruciaal. Een recente illustratie hiervan is te vinden in de "2.0-aanpak inzake jeugdhulp" die in maart 2016 gelanceerd werd door het kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen. Daarin zijn twee doelstellingen geformuleerd aangaande het omgaan met beroepsgeheim: (1) informeren en sensibiliseren over wat binnen het beroepsgeheim kan, en (2) samenwerkingsverbanden creëren en verfijnen.

Ten eerste is er nood aan "informatie en sensibilisering over wat op vandaag al mogelijk is binnen de bestaande regelgeving van het beroepsgeheim". Ondanks de overvloed aan publicaties, lezingen, studiedagen e.d. blijkt uit tal van signalen dat de basisbeginselen van het beroepsgeheim in de hele zorgsector nog onvoldoende bekend zijn. Bovendien wordt het beroepsgeheim vaak al te eenzijdig benaderd. Samenwerking, overleg en informatie-uitwisseling, zowel tussen de verschillende actoren uit de gezondheids- en welzijnszorg met het oog op het verstrekken van een kwaliteitsvolle zorgverlening, als met de actoren van justitie, kan wenselijk of noodzakelijk. Gebrekkige kennis van en inzicht in de figuur van het beroepsgeheim werkt echter verlammend: vanuit de zorgverlening als argument om niet te overleggen, vanuit justitie als beschuldiging dat zorgverleners niet willen meewerken. Ook ervaren we tijdens onze vele lezingen en opleidingen een nood aan zowel een heldere structuur en stappenplan bij de beantwoording van vragen, als aan concrete handvatten en vooral een concreet antwoord op de vraag: ‘wat moet ik doen?’. Deze laatste vraag kan een informatiepakket niet beantwoorden. Het juridisch kader geeft aan wat mag en niet mag, maar zegt zelden wat moet. Het recht moet steeds in concreto worden geïnterpreteerd en toegepast o.b.v. kennis, opleiding, ervaring, overleg, deontologie, inter- en supervisie, enz. Deze boodschap kan, samen met een duidelijke situering van het probleem in het juridisch kader, zowel een stuk onzekerheid als schijnzekerheid wegnemen.

Ten tweede wil de 2.0-aanpak inzake jeugdhulp de "handvatten en methodieken voor risico-taxatie in onze sectoren verfijnen en uitbouwen, en waar mogelijk afstemmen op deze van justitie en politie." Dit past binnen de bredere tendens tot netwerkvorming die binnen de jeugdhulp en geestelijke gezondheidszorg zichtbaar is bij de huizen van het kind, het vroegtijdig reageren op psychische problemen bij kinderen en jongeren, het verduidelijken van de toegang tot de jeugdhulp, het waarborgen van de continuïteit in de jeugdhulp, het gevat optreden bij verontrustende situaties… Deze tendens is ook aanwezig in de aanpak van partnergeweld en in de bredere zorgsector, in vraagstukken rond radicalisering, OCMW’s, sociale fraude…

Samenwerking en netwerkvorming levert echter onvermijdelijk tal van beroepsgeheim-gerelateerde vraagstukken op, die systematisch en structureel moeten worden aangepakt. Deze nood aan een structureel kader blijkt bijvoorbeeld ook bij de ontwikkeling van de instrumenten "risico-inschatting", "casusoverleg" en "casuscoördinatie", die geïnspireerd zijn op ervaringen in projecten als Protocol van Moed, CO3 en Family Justice Centers, maar ondertussen in de hele zorgsector opduiken.

Een project betreffende het beroepsgeheim moet met beide noden rekening houden en heeft bijgevolg enerzijds een onderbouwende rol en anderzijds een ondersteunende rol.

Datum:1 jul 2016 →  31 aug 2018
Trefwoorden:Beroepsgeheim
Disciplines:Maatschappelijke gezondheidszorg