< Terug naar vorige pagina
Project
Arbeidsdiscriminatierecht en vrijheid van ondernemen.
Centraal in dit onderzoek staat de vraag naar de grenzen van de vrijheid van de werkgever bij het maken naar onderscheiden tussen (potentiële) werknemers. Vrijheid en gelijkheid zijn de hoekstenen van onze samenleving. Niettemin staan deze twee fundamentele principes met elkaar op gespannen voet, niet in het minst in de arbeidsverhouding.
Het voorwerp van het onderzoek is het arbeidsdiscriminatierecht, met name, het recht dat in het algemeen de gelijke behandeling van personen op de arbeidsmarkt bevordert en, in het bijzonder, discriminatieverboden instelt bij het regelen van de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers. De zogenaamde horizontalisering van de discriminatiewetgeving - de wet richt zich op de verhouding tussen burgers onderling - bevordert weliswaar de gelijkheid, maar kan tegelijk de vrijheid van de werkgever inperken.
Met het arbeidsrecht heeft het arbeidsdiscriminatierecht zich doorheen de jaren sterk ontwikkeld. Het onderzoek tracht de legislatieve opmars met betrekking tot de toepassing van het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van ondernemen in de arbeidsverhoudingen aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Het wil een conceptualisering brengen van het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van ondernemen in het arbeidsrecht. Daarnaast wil het een afweging maken tussen het recht op gelijke behandeling en de vrijheid van ondernemen, twee grondrechten. Het centrale onderzoeksthema is de beste invulling van het arbeidsdiscriminatierecht om het te verzoenen met de vrijheid van ondernemen, en dit zonder afbreuk te doen aan de waarden die aan het arbeidsdiscriminatierecht ten grondslag liggen, met name de menselijke waardigheid en de sociale rechtvaardigheid. Enerzijds wordt onderzocht welke invulling van het concept van het rechtvaardigingsstelsel van discriminatie het best te verzoenen is met de handelingsvrijheid van de werkgever en anderzijds zal dit gebeuren voor de invulling van het concept van de redelijke aanpassingen.
Het voorwerp van het onderzoek is het arbeidsdiscriminatierecht, met name, het recht dat in het algemeen de gelijke behandeling van personen op de arbeidsmarkt bevordert en, in het bijzonder, discriminatieverboden instelt bij het regelen van de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers. De zogenaamde horizontalisering van de discriminatiewetgeving - de wet richt zich op de verhouding tussen burgers onderling - bevordert weliswaar de gelijkheid, maar kan tegelijk de vrijheid van de werkgever inperken.
Met het arbeidsrecht heeft het arbeidsdiscriminatierecht zich doorheen de jaren sterk ontwikkeld. Het onderzoek tracht de legislatieve opmars met betrekking tot de toepassing van het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van ondernemen in de arbeidsverhoudingen aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Het wil een conceptualisering brengen van het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van ondernemen in het arbeidsrecht. Daarnaast wil het een afweging maken tussen het recht op gelijke behandeling en de vrijheid van ondernemen, twee grondrechten. Het centrale onderzoeksthema is de beste invulling van het arbeidsdiscriminatierecht om het te verzoenen met de vrijheid van ondernemen, en dit zonder afbreuk te doen aan de waarden die aan het arbeidsdiscriminatierecht ten grondslag liggen, met name de menselijke waardigheid en de sociale rechtvaardigheid. Enerzijds wordt onderzocht welke invulling van het concept van het rechtvaardigingsstelsel van discriminatie het best te verzoenen is met de handelingsvrijheid van de werkgever en anderzijds zal dit gebeuren voor de invulling van het concept van de redelijke aanpassingen.
Datum:1 okt 2008 → 13 mei 2014
Trefwoorden:arbeidsrecht, antidiscriminatierecht
Disciplines:Rechten
Project type:PhD project