Project
Variabiliteit in multistabiele perceptie van schijnbare beweging
Visuele perceptie is niet louter het resultaat van de verwerking van stimuli door passieve waarnemers. Ons perceptueel systeem disambigueert en interpreteert actief de informatie die het van onze ogen ontvangt. Multistabiele perceptie van ambigue stimuli maakt het mogelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen stimuli en perceptie. Perceptuele multistabiliteit treedt op wanneer één stimulus tot meerdere verschillende percepten leidt bij dezelfde waarnemer. Op deze manier kunnen we bestuderen hoe een percept tot stand komt, zonder een stimulusverandering. In dit proefschrift gebruiken we ambigue stimuli om variabiliteit in multistabiele perceptie te bestuderen. In de eerste drie empirische hoofdstukken wordt gebruik gemaakt van een 'local-global' ambigue bewegingsstimulus die zowel een 'lokale' als een 'globale' schijnbare bewegingsperceptie mogelijk maakt. In het laatste empirische hoofdstuk wordt een ‘motion quartet’ stimulus gebruikt die schijnbare bewegingspercepties in verschillende richtingen mogelijk maakt.
Hoewel in onderzoek vaak rekening wordt gehouden met individuele verschillen, zijn veel inter-individuele (tussen individuen) en intra-individuele verschillen (binnen individuen) in de algemene bevolking verwaarloosd wanneer zij niet het resultaat zijn van een a priori gedefinieerde manipulatie of demografische groep. Deze individuele verschillen en perceptuele dynamieken kunnen echter zeer informatief zijn en vormen daarom een belangrijk aandachtspunt in deze doctoraatsthesis. Multistabiele perceptie is een uitstekende test case om deze variabiliteit in de diepte te bestuderen.
Een fundamentele vraag is welke factoren variabiliteit in multistabiele perceptie bepalen. Deze factoren worden vaak beschreven in relatie tot hun "positie" op de verschillende niveaus van het visuele systeem (d.w.z. ‘low-level’, ‘mid-level’, and ‘high-level’) en verschillende empirische hoofdstukken in dit proefschrift onderzoeken de invloed van verschillende factoren op deze niveaus. De perceptie van de 'local-global' stimulus wordt gekarakteriseerd door een ‘shift to global’ overheen de tijd waarvan de onderliggende factoren onduidelijk blijven. Daarom onderzoekt het eerste empirische hoofdstuk, ‘Relevance study’, de rol van loutere blootstelling versus ‘higher-level' relevantie op de perceptie van deze stimulus overheen de tijd. In het tweede empirische hoofdstuk, 'EEG studie', worden elektrofysiologische correlaten van de perceptie van de 'local-global' stimulus onderzocht. We meten electro-encephalografie (EEG) activiteit tijdens de perceptie van de ambigue 'local-global' stimulus versus gedisambigueerde versies ervan over de tijd. Bovendien vergelijken we de activiteit voor het 'lokale' en 'globale' percept. Het derde empirische hoofdstuk, 'CSF study', onderzoekt de relatie tussen de 'low-level' meting van individuele luminantie contrastgevoeligheid en de perceptie van de 'local-global' stimulus.
De eerste empirische studies stelden ons in staat om variabiliteit veroorzaakt door de stimulus te beperken. Visuele perceptie is echter het resultaat van complexe interacties tussen waarnemer en stimulus karakteristieken. Daarom onderzoeken we in het laatste empirische hoofdstuk, 'MQ study', de perceptie van meerdere variaties van een ‘motion quartet’ stimulus en onderzoeken we de interactie van deze verschillende stimuluskarakteristieken met individuele verschillen.
Ons begrip van visuele perceptie groeit nog steeds en het is belangrijk om op te merken dat de termen low- en high-level verschillende betekenissen kunnen hebben. Het discussie hoofdstuk, 'Level with me', gaat in op de ambiguïteit van de termen low- versus high-level, en heeft als doel te illustreren waar het onderscheid tussen verschillende niveaus nuttig kan zijn versus waar het contra-productief kan zijn voor het ontwikkelen van een beter begrip van visuele perceptie.