< Terug naar vorige pagina

Publicatie

Back to the future

Boek - Rapport

Ondertitel:Een kritische kijk op vijftig jaar sierteelt in Vlaanderen door bevoorrechte getuigen
De Vlaamse sierteeltsector staat voor een aantal grote uitdagingen. Teneinde een toekomstvisie te kunnen ontwikkelen voor deze sector, is het van belang om de evoluties uit het verleden te begrij-pen, en hier lessen uit te trekken voor de toekomst. In voorliggend onderzoek, dat een samenwer-king is tussen het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) van het Departement voor Landbouw en Visserij, wordt teruggeblikt op de sterke en zwakke punten van de Vlaamse sierteelt tijdens de voorbije vijftig jaar. Het onderzoek gebeurde op basis van diepte-interviews met bevoorrechte getuigen uit de sector (producent, handel, onderzoek, voorlichting, onderwijs, beleid, beroepsorganisatie), waaruit een aantal thema’s naar voor kwamen.
Tijdens de voorbije vijftig jaar werd de sierteeltsector geconfronteerd met heel wat opportuniteiten en bedreigingen. Dit toont aan dat het belangrijk is om de externe ontwikkelingen nauwgezet op te volgen en hier op een pro-actieve wijze op in te spelen. Stilstaan betekent achteruit gaan. Heel wat kansen werden gemist, maar toch waren er bedrijven die er op een succesvolle manier in slaagden om in te spelen op de externe ontwikkelingen.
De Vlaamse siertelers kunnen terugvallen op een jarenlange traditie, die borg staat voor een goede stielkennis, maar ook een zekere rem kan betekenen op het invoeren van veranderingen. Kenmerkend is het sterke individualisme, waardoor het niet gemakkelijk is om samen te werken. Het vakmanschap van de Vlaamse siertelers staat buiten kijf, doch ondernemerschap en management zullen steeds belangrijker worden in de toekomst.
In de loop van de voorbije vijftig jaar evolueerde de arbeid tot een schaarse en dure productiefactor. Bovendien werd het werken in de tuinbouw als minder aantrekkelijk beschouwd en was het weinig attractief voor de autochtone bevolking. Door de steeds voortschrijdende mechanisatie hebben de grotere bedrijven steeds meer nood aan goed opgeleide medewerkers met de nodige verantwoordelijkheden. Ook de tuinders die een bedrijf overnemen, of met een nieuw bedrijf willen starten, hebben een degelijke opleiding tot bedrijfsleider nodig. Het is dan ook belangrijk voor het tuinbouwonderwijs om zich aan te passen aan deze wijzigende noden. De leerplannen worden best aangepast en samenwerking tussen de onderwijsinstellingen dringt zich op.
Het oordeel van de sector over de onderzoeksactiviteiten was in het verleden vrij uiteenlopend. Voor een groot deel was men van mening dat het onderzoek soms te ver afstond van de praktijk, en er veel te weinig interactie was tussen praktijk en onderzoek. Toch waren er ook onderzoekers die erin slaagden hun “ivoren toren” te verlaten en hun onderzoeksresultaten op een begrijpelijke wijze toegankelijk te maken voor de sector. Het bundelen van de proeftuinen tot het proefcentrum heeft een positief effect gehad op het praktijkonderzoek. Interactie en samenwerking tussen onderzoeksinstellingen in binnen- en buitenland, de voorlichting en de sector moet worden gestimuleerd. Hoewel financiering van onderzoek nog altijd grotendeels gebeurt door de overheid, kan deze niet al het onderzoek blijven financieren. Ook de sector zou hierbij een actievere rol moeten spelen. Samenwerkingsverbanden tussen groepen siertelers en onderzoeksinstellingen dienen verder te worden aangemoedigd.
De beroepsverenigingen hebben altijd al een belangrijke rol gespeeld bij het verdedigen van de sector, maar vaak worden zij gedreven door de gemene deler van de meningen van de achterban die ze vertegenwoordigen. Aangezien dit meestal kleinere, meer conservatieve bedrijven zijn, bestaat de kans dat ze niet op een pro-actieve wijze kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Als vakvereniging kunnen ze echter een belangrijke bijdrage leveren op het vlak van voorlichting en bijscholing, waardoor ondernemerschap in de sector kan gestimuleerd worden.
De ontwikkelingen uit het verleden tonen aan dat de weinige coöperaties die de sierteelt heeft gekend bijna allemaal verdwenen zijn door de kleinschaligheid en het gebrek aan samenwerking. Coöperaties verdedigen het belang van alle leden, waardoor de stem van vooruitstrevende tuinders soms minder gehoord wordt. Ook van de leden wordt voldoende verantwoordelijkheidszin verwacht voor het welslagen van de coöperatie door het naleven van de verplichte veilplicht. Euroveiling is momenteel de enige overblijvende sierteeltcoöperatie, maar zal voldoende aanpassing en flexibiliteit moeten vertonen om zijn plaats in de snel veranderende sierteelthandel te behouden.
In de gouden jaren van de Vlaamse sierteelt teelde de producent een kwalitatief hoogstaand product en diende hij zich weinig zorgen te maken over de afzet ervan; die tijd is echter al lang voorbij. Productkwaliteit blijft belangrijk in de sierteelt, doch het evenwicht tussen prijs en kwaliteit mag niet uit het oog worden verloren. Het is belangrijk om marktgericht te produceren. Dit kan enkel door goed ondernemerschap, waarbij zoveel mogelijk informatie wordt verzameld en de trends goed worden opgevolgd. Ook het inspelen op het toenemend milieubewustzijn van de consument is van belang. Uiteraard zijn ook marketinginitiatieven van de sector belangrijk en vereisen deze een gezamenlijke aanpak.
De meeste Vlaamse siertelers verhandelden hun producten traditioneel zelf, waardoor de commercialisatiestructuur nooit echt van de grond gekomen is. Het verleden heeft geleerd dat individualisme en wantrouwen tussen producent en handelaar nefast zijn voor de ontwikkeling van de Vlaamse sierteelt. Meer samenwerking en transparantie doorheen de keten dringt zich, en dit in het belang van alle partijen. Door samen te werken kan men een antwoord vinden op de grootschaligheid die zich bij de concurrenten ontwikkeld heeft, en kan ook het in de markt zetten van nieuwe producten vlotter verlopen.
In het algemeen is men tevreden over het beleid dat tijdens de voorbije decennia werd gevoerd. De sierteeltsector verwacht dat het beleid gebaseerd is op een lange-termijn visie, waarbij continuïteit en zekerheid van belang zijn. Ondernemen vereist immers een zekere stabiliteit in het overheidsbeleid. Belangrijk hierbij is dat ook de sector zelf inspraak krijgt bij het opstellen van deze visie. Het oprichten van de denkgroep “Sierteeltstrategie 2020” probeert hieraan tegemoet te komen. Het is verder van belang dat het beleid de sector tijdig informeert over beslissingen die zullen worden genomen, zodat deze hier op een pro-actieve manier kan op inspelen.
Uit de diepte-interviews kunnen heel wat lessen getrokken worden voor de toekomst, en ongetwijfeld zijn er ook nog andere punten die aandacht verdienen en die niet aan bod kwamen in dit onderzoek. Als belangrijkste element komt de nood aan samenwerking naar voor; samenwerking in alle geledingen van de productieketen. Elk individu moet uiteraard zijn eigen belang behartigen, maar mag niet vergeten dat hij ook een schakeltje is in de gehele keten en een sterke keten is van groot belang, ook voor individueel succes.

Series: ILVO-mededeling
Aantal pagina's: 61
Toegankelijkheid:Open