< Terug naar vorige pagina

Project

De politiek van ongelijkheid. Economische Ongelijkheid, Politiek Vertrouwen en Stemgedrag.

Beïnvloedt de mate van economische ongelijkheid het politiek vertrouwen en stemgedrag van burgers in Westerse democratieën? En hoe kan politiek vertrouwen bijdragen tot meer steun voor inkomensherverdeling? Dit doctoraat tracht op deze vragen een antwoord te bieden vanuit een comparatief en kwantitatief perspectief.

Het uitgangspunt van dit doctoraat is dat sommige landen meer en andere landen minder succesvol zijn in het creëren van een gelijke samenleving, en het uitbouwen van een sociale welvaartstaat. In gelijkere landen verwachten we dat burgers meer vertrouwen hebben in hun politieke instellingen, waardoor het voor die instellingen ook gemakkelijker wordt om een sociaal en herverdelend beleid te voeren. Burgers met meer politiek vertrouwen, zo stelt de literatuur, zouden namelijk overheidsinterventies in de economie genegen zijn, en de hervorming, of verdere uitbouw van de sociale welvaartstaat ondersteunen. Bovendien kan politiek vertrouwen er ook voor zorgen dat burgers hun stemkeuzes meer op basis van hun beleidsvoorkeuren zullen bepalen, gezien ze vertrouwen hebben dat hun politieke actoren dit beleid nadien zullen implementeren.

In meer ongelijke landen verwachten we net het omgekeerde. Net omdat het politieke systeem weinig doet om ongelijkheid tegen te gaan, gaan burgers er ook niet meer op vertrouwen dat hun instellingen zullen zorgen voor een gelijkere inkomensverdeling. Echter, in deze landen verwachten we ook dat deze meer ontevreden burgers vaker hun zittende regeringen zullen afstraffen, of dat ze vaker voor partijen zullen stemmen die beloven dat ze de macht van de economische elites zullen afnemen, zoals populistische extreemrechtse partijen, maar ook sociaaldemocratische partijen dat beloven.

Samenvattend kunnen we dus stellen dat de mate van economische ongelijkheid, politiek vertrouwen en stemgedrag kan bepalen, en dat deze democratische inputs leiden tot steun voor inkomensherverdeling. Hierdoor kunnen sommige landen in een ongelijkheidsval terechtkomen.

Om mijn onderzoeksvragen te testen, analyseer ik verschillende internationale enquêtes, zoals de European Social Survey en de Comparative Study of Electoral Systems, alsook Belgisch verkiezingsonderzoek en Noorse paneldata via regressiemodellen. 

In het eerste deel van mijn doctoraat spitste ik me toe op de invloed van ongelijkheid op politiek vertrouwen, en stemgedrag. Vanuit een theoretisch oogpunt kunnen we in dit opzicht twee zaken verwachten: ofwel zouden alle burgers van een bepaald land gelijkaardig op ongelijkheid reageren (volgens de uniforme effecten theorieën), ofwel zou ongelijkheid eerder een indirect effect hebben, door de politieke verschillen tussen de verschillende sociaaleconomische groepen van een land groter, dan wel kleiner maken (volgens de traditie van de aanpassingstheorieën).

Theorieën die stellen dat burgers gelijkaardig op ongelijkheid reageren, halen aan dat ongelijkheid leidt tot verschillende negatieve externaliteiten (bvb. meer criminaliteit, en minder sociale cohesie), en dat burgers ook vanuit een moreel standpunt ongelijkheid verwerpen. Hierdoor gaan alle burgers op een gelijkaardige manier op ongelijkheid reageren, en zou meer ongelijkheid een gevaar vormen voor een goedwerkende politieke cultuur.

De resultaten van mijn onderzoek geven echter aan dat dit niet altijd het geval is. Economische ongelijkheid is (deels) verbonden met politiek wantrouwen, maar het leidt niet tot specifieke stemkeuzes. Wel vond ik in dit doctoraat consistent bewijs voor de aanpassingstheorieën. In ongelijkere landen gaan economisch welgestelde en minder welgestelde burgers een meer gelijkaardig niveau van politiek vertrouwen hebben. Een niveau van vertrouwen dat bovendien gemiddeld gezien lager is dan in gelijkere landen. Ik speculeer dat dit het gevolg is van processen van cognitieve dissonantie, een lager niveau van politieke sofisticatie, en aangepaste verwachtingen. In ongelijkere landen zouden burgers de hoeveelheid ongelijkheid proberen te rationaliseren door aangepaste morele normen. Burgers zouden ook minder verwachten van politiek, en er minder aandacht aan besteden. Dit wil daarom nog niet zeggen dat burgers tevreden zijn met hoe de economie wordt gemanaged in hun land: bij verkiezingen ga je namelijk een grotere polarisatie zien tussen wie de zittende regering steunt of niet, op basis van economische evaluaties in ongelijkere landen.

In gelijkere landen, in tegenstelling, zien we minder polarisatie bij de verkiezingen. Wel gaan burgers kritischer zijn over wat de overheid voor hun betekent: net omdat de overheid zorgt voor meer gelijkheid, en een beter sociaal beleid, gaan burgers kritischer zijn wanneer ze zelf nog steeds uit de boot vallen. Zodoende zien we een grotere kloof in vertrouwen tussen burgers die economisch welvarend zijn, en burgers die nog steeds minder economische middelen hebben.

In het tweede deel van dit doctoraat, ten slotte, onderzoek ik of politiek vertrouwen kan leiden tot steun voor meer inkomensherverdeling. Meer bepaald bestudeer ik de hypothese dat politiek vertrouwen wordt gebruikt als een heuristiek voor burgers in het maken van hun politieke keuzes. Volgens deze logica gaan burgers met meer vertrouwen, het ook vaker eens zijn met het idee dat hun overheid in staat is om ongelijkheid op te lossen. Deze burgers gaan bijgevolg overheidsactie op vlak van sociaal en herverdelend beleid ondersteunen, en hun stemkeuze laten leiden hierdoor. De resultaten van dit doctoraat tonen aan dat dit het geval is. Burgers met meer politiek vertrouwen, gaan vaker stemmen op een partij die hun beleidsvoorkeuren behartigt. Bovendien zorgt vertrouwen ervoor dat burgers meer ingrijpende sociale hervormingen en beleid gaan ondersteunen, alsook dat ze meer solidair zullen zijn (i.e., meer steun geven voor beleid dat zich richt op specifieke groepen, zoals werklozen of armen).

We kunnen besluiten dat er inderdaad sprake schijnt te zijn van een cyclisch patroon, waarin economische ongelijkheid, en de onderzochte democratische inputs met elkaar samenhangen: sommige landen zitten vast in een ongelijkheidsval, terwijl andere meer succesvol zijn in het bekomen van een inclusieve samenleving.

Datum:1 jan 2016 →  9 sep 2021
Trefwoorden:Elections, Political Trust, Inequality
Disciplines:Andere economie en bedrijfskunde, Burgerschap, immigratie en politieke ongelijkheid, Internationale en vergelijkende politiek, Multilevel governance, Nationale politiek, Politiek gedrag, Politieke organisaties en instellingen, Politieke theorie en methodologie, Openbaar bestuur, Andere politieke wetenschappen
Project type:PhD project