< Terug naar vorige pagina

Project

Organisme-omgevingsinteracties in evolutietheorie

Dit proefschrift betreft de actieve rol van het organisme in de evolutietheorie. Het betreft in het bijzonder hoe onze opvatting van de relatie tussen organisme en omgeving, en de aard van natuurlijke selectie, de causale en verklarende rol van de activiteit en het gedrag van organismen in evolutionaire verklaringen beïnvloedt. Het overkoepelende doel is te beargumenteren dat het gedrag en de activiteiten van organismen zowel kunnen dienen als de explananda (dat wat wordt verklaard) als de explanantia (dat wat verklaart) in evolutionaire verklaringen. Ik probeer dit doel te bereiken door drie centrale argumenten aan te dragen.

Ten eerste dat de relatie tussen organisme en omgeving de ontologisch fundamentele eenheid van de biologie is. Een gebruikelijke manier om de relatie tussen organisme en omgeving op te vatten is als een dualiteit - als twee causaal onafhankelijke systemen die met elkaar overlappen door interactie. Ik denk dat dit een vergissing is. Er kunnen geen organismen zijn zonder omgevingen en vice versa. Ze zijn wederzijds afhankelijk en gezamenlijk bepalend. Ten tweede is natuurlijke selectie een ecologisch proces. Hiermee bedoel ik dat natuurlijke selectie primair inwerkt op interacties tussen organisme en omgeving. Alleen dankzij de interactie van organismen met hun omgeving kunnen er fitnessverschillen zijn tussen individuele organismen in een populatie. De ecologische benadering van natuurlijke selectie houdt ook in dat de aard van (een of meerdere van) de overervingssystemen die betrokken zijn bij het opnieuw optreden van gunstige organisme-omgeving-interacties, in principe niet van belang zijn voor het selectieproces. Voor selectie is het alleen van belang dat de interacties tussen organisme en omgeving ook daadwerkelijk terugkeren in volgende generaties. Ten derde kan nicheconstructietheorie—het meest ontwikkelde theoretische en conceptuele raamwerk om te bestuderen hoe de activiteiten van organismen de evolutionaire dynamiek beïnvloeden—worden gezien als een volledig compatibel en geïntegreerd onderdeel van de evolutietheorie.

Samen vormen deze drie argumenten een overkoepelend argument. Namelijk dat we zowel de activiteit als het gedrag van organismen als cruciale verklarende elementen in de evolutietheorie kunnen en moeten beschouwen. Doorheen het proefschrift laat ik ook zien hoe deze drie argumenten consequenties hebben voor andere debatten in de filosofie van de evolutietheorie, zoals de aard van evolutionaire processen, de structuur van op selectie gebaseerde verklaringen, de geldigheid en bruikbaarheid van het nabije-ultieme onderscheid, en de aard van teleologie in evolutionaire systemen.

Datum:18 apr 2017 →  31 mei 2021
Trefwoorden:Philosophy of Science, Philosophy of Biology, Niche Construction, Evolutionary Ecology, Behavioral Evolution, Natural Selection, Organismic Agency, Teleology
Disciplines:Andere filosofie, ethiek en religiestudies niet elders geclassificeerd, Theorie en methodologie in de filosofie, Filosofie, Ethiek, Algemene pedagogische en onderwijswetenschappen, Communicatiewetenschappen
Project type:PhD project