< Terug naar vorige pagina

Project

Vaccinatie van risicopersonen en risicogroepen

Vaccinatie biedt niet alleen directe bescherming tegen vaccineerbare infectieziekten, maar draagt ook bij aan de bescherming van een hele populatie wanneer een groot deel van die populatie (> 90-95%) wordt gevaccineerd en zo groepsimmuniteit wordt bereikt. Op deze manier kunnen ook kwetsbare personen of degenen die niet kunnen worden gevaccineerd en degenen die niet op vaccinatie reageren, worden beschermd.

Dit doctoraatsproject omvat verschillende projecten die betrekking hebben op de directe en indirecte bescherming van risicopatiënten en -personen.

Ten eerste voerden we een fase III klinische studie uit naar de veiligheid en immunogeniciteit van een negenwaardig vaccin tegen het humaan papillomavirus (HPV) (Gardasil-9®) bij 171 transplantpatiënten en 100 HIV-patiënten. Omdat chronische HPV-infectie vaker voorkomt bij deze patiënten, hebben ze een verhoogd risico op het ontwikkelen van genitale wratten en (pre)cancereuze letsels van de baarmoeder, vagina, anus of penis. HPV-vaccinatie is zeer effectief in het voorkomen van HPV-infecties bij gezonde personen, maar bij HIV en transplantpatiënten is er nog niet veel geweten. We vonden dat alle HIV-patiënten seroconverteerden voor alle vaccin HPV-typen (HPV 6/11/16/18/31/33/45/52/58), maar dat de seroconversie varieerde van 46% voor HPV45 tot 72% voor HPV58 bij transplantpatiënten. Seroconversie was in het bijzonder laag bij longtransplantpatiënten voor HPV18 (38%), HPV31 (43%) en HPV45 (32%). Het vaccin werd veilig bevonden en werd door beide patiëntengroepen goed verdragen.

In een tweede project hebben we onderzocht of de huidige vaccinatieprogramma's voldoende bescherming bieden aan risicopatiënten. Daarom werden bij risicopatiënten uit verschillende groepen de vaccinatiestatus en mate van bescherming tegen bepaalde vaccineerbare ziekten onderzocht. We vonden dat heel wat risicopatiënten onvoldoende gevaccineerd waren. Er werd 44% van de volwassen patiënten gevaccineerd tegen influenza, 32% tegen pneumokokken, 29% tegen difterie-tetanus en 10% tegen kinkhoest. Bovendien blijft, met uitzondering van tetanus, een groot deel van de risicopatiënten vatbaar voor vaccineerbare ziekten zoals difterie en pertussis. We vonden dat seroprotectieve titers slechts werden bereikt bij 83% van de volwassen risicopatiënten voor tetanus (≥0,1 IE / ml), bij 29% voor difterie (≥0,1 IE / ml), en seropositieve titers bij 22% voor pertussis ( ≥5 IE / ml). Bij pediatrische patiënten was de seroprevalentie van antilichamen 83,3% voor mazelen (≥150 mIE / ml), 82,9% voor bof (≥230 labU / ml) en 80,6% van de kinderen was beschermd tegen rubella (≥10 IE / ml). De meeste pediatrische patiënten waren beschermd tegen tetanus (≥0,1 IE / ml; 93,2%), maar slechts 61,3% was beschermd tegen difterie (≥0,1 IE / ml) en 53,2% had antilichamen (≥ 5 IE / ml) tegen pertussis. Op basis van deze resultaten pleiten we voor een nauwere opvolging van de vaccinatiestatus.

In een derde project wilden we de griepvaccinatiegraad bij gezondheidswerkers verhogen en als zodanig de overdracht van influenza op kwetsbare patiënten voorkomen. Voor de organisatie van vaccinatiecampagnes tegen seizoensgriep werd een praktische handleiding ontwikkeld (http://www.laatjevaccineren.be/hou-griep-uit-je-team). Het gebruik van de handleiding werd geëvalueerd in 11 woonzorgcentra en werd geassocieerd met een 10 tot 30% hogere vaccinatiegraad.

Datum:2 nov 2016 →  27 okt 2020
Trefwoorden:vaccine, epidemiology
Disciplines:Ontdekking en evaluatie van biomarkers, Ontdekking en evaluatie van geneesmiddelen, Medicinale producten, Farmaceutica, Farmacognosie en fytochemie, Farmacologie, Farmacotherapie, Toxicologie en toxinologie, Andere farmaceutische wetenschappen
Project type:PhD project