< Terug naar vorige pagina

Project

De Vlaamse regelgeving omtrent co-existentie: een evaluatie onder praktijkomstandigheden (MAISCOEX)

Centrale onderzoeksvraag/doel
In welke mate zijn de beleidsmaatregelen rond co-existentie van maïs (conventionele, biologische en genetisch gemodificeerde maïs) haalbaar voor landbouwers en loonwerkers? Dat wil dit onderzoek via een praktijktoets evalueren. De teelt van genetisch gewijzigde gewassen kan een impact hebben op naburige gewassen. Co-existentie duidt op het naast elkaar laten bestaan van verschillende productietypes, namelijk conventionele, biologische en genetisch gemodificeerde gewassen. In België zijn de regio’s verantwoordelijk om een co-existentie regelgeving uit te werken. De Vlaamse regering werkte via Besluiten van de Vlaamse Regering (BVR’s) een algemeen co-existentiedecreet uit alsook een gewasspecifieke regelgeving voor maïs, aardappel en suikerbieten.

Onderzoeksaanpak
Op een ILVO-proefperceel van 12 ha simuleren we een reële landbouwpraktijk waarin GG maïs voorkomt. We splitsen het terrein (te Wetteren) op in deelpercelen. Eén deelperceel zaaien we in met een GGO-maïsras (het enige in de EU geautoriseerde event MON810). Op de omliggende percelen plaatsen we een niet-GGO ras met dezelfde genetische achtergrond. Deze proefopzet laat toe om verspreiding via pollen, via zaad, via zaai- en oogstmachines en via transport te evalueren. We besteden extra aandacht aan het diverse eindgebruik van  de maïs: hakselen als snijmaïs of dorsen als korrelmaïs. We testen en vergelijken verschillende scenario's voor bemonstering, bewaring en verwerking van de stalen.

Relevantie/Valorisatie
Uit de resultaten van deze praktijktoets komt duidelijk naar voor dat de (door Vlaanderen) voorgestelde isolatie-afstand van 50 meter ruim voldoende is om vermenging door kruisbestuiving naar omliggende niet-GGO percelen zodanig in te perken dat de finale GGO gehaltes in de volledige geoogste partijen snijmaïs of korrelmaïs ruim onder de (Europees vastgestelde) grens van 0,9% blijven. Een aandachtspunt inzake vermengingsrisico is vastgesteld op het niveau van de zaai- en oogstmachines: de onderzoekers constateren dat landbouwers en loonwerkers op dat vlak zorgvuldig de richtlijnen moeten volgen om verspreiding van de ene soort maïs in het volgende anderssoortig perceel te voorkomen. Dit onderzoek levert het wetenschappelijk bewijs dat GGO maïsteelt in Vlaanderen in de praktijk met een zeer ruime veiligheidsmarge haalbaar is op basis van de huidige co-existentieregels, zonder dat hierbij naburige niet-GGO maisteelten worden gehinderd.  
Datum:1 jan 2010 →  31 dec 2011