< Terug naar vorige pagina

Project

Agronomische waarde van bewerkte dierlijke mest valoriseren en optimaliseren (MANUREVALUE)

Centrale onderzoeksvraag/doel
Wat is de agronomische waarde van bewerkte dierlijke mest, en hoe varieert die per verwerkingstechniek en per eindproduct uit de verwerkingsinstallatie? Hoe schatten we de economische haalbaarheid in van de diverse mestverwerkingstechnologieën? Het onderzoeksproject vertrekt van de observatie dat niet-bewerkte dierlijke mest voor de land- en tuinbouwpercelen vaak een suboptimale nutriëntensamenstelling heeft, wegens minder gunstige N/P- en N/K-verhoudingen, en wegens de lage hoeveelheid effectieve organische stof per eenheid toegediende N of K. Er zijn inmiddels laag- en hoogtechnologische mestverwerkingstechnologieën op de markt. De bedoeling is om die te inventariseren en de producten uit elk van de systemen te evalueren op hun waarde. ILVO werkt in dit onderzoeksproject samen met UGent, Inagro, BDB, Hooibeekhoeve, biogas-e en met het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking VCM.

Onderzoeksaanpak
VCM inventariseert 1) de bestaande laagtechnologische systemen om dierlijke mest te mengen, aan te zuren, te homogeniseren, extensief te composteren en 2) de hoogtechnologische technieken zoals elektrolyse, membraanfiltratietechnieken, etc. Van een aantal geselecteerde eindproducten bepaalt ILVO eerst de stikstofmineralisatie in een incubatieproef. We dienen de mestproducten daarbij toe aan een bodem aan een dosis van 170 kg N-totaal/ha (MAP IV norm voor ‘dierlijke mest’). Op vaste tijdstippen registreren we het minerale N-gehalte van de bodem als de som van N-NO3 en N-NH4+. We berekenen het percentage ‘werkzame stikstof’ (% van de toegediende hoeveelheid N dat mineraliseert). Via een potproef in serre-omstandigheden met Westerwolds raaigras bepalen we de P- en K-werking door enerzijds de gewasopbrengst en anderzijds de P- en K-gehaltes van het gras te meten. Voor deze potproef wordt expliciet een P- en K-deficiënte bodem gebruikt, en wordt de N-bemesting aangepast zodat N niet het limiterende voedingselement is voor gewasgroei. De afbraak van organische stof uit de verwerkte mest bestuderen we tenslotte in een incubatieproef, waarbij we de mestproducten toedienen aan een bodem. Via monitoring van de CO2-vrijstelling berekenen we hoeveel organische stof wordt afgebroken in de bodem. Dat laat conclusies toe over de precieze bijdrage van de verwerkte mest aan het effectieve organische stofgehalte van de bodem. Inagro bepaalt de bemestende waarde van de producten in veldproeven. UGent karakteriseert de producten en berekent de emissies en de economische haalbaarheid van de producten en technologieën van mestbewerking.

Relevantie/Valorisatie
Voor de (vele) veehouders die hebben geïnvesteerd of plannen te investeren in systemen die ruwe mest  bewerken is dit onderzoek van groot belang. Zij krijgen objectieve informatie over de agronomische en economische waarde van zowel de eindfracties met hoge nutriënteninhoud en de producten die weinig nutriënten bevatten, maar die wel veel potentieel hebben om bodemorganische stof op te bouwen. Voor de bemestingsstrategie, de bodemgezondheid en de teeltpraktijk in het algemeen hebben de resultaten ongetwijfeld nut. Ook voor de beleidsmakers is het primordiaal om beproefde onderzoeksresultaten rond mestverwerking te hebben. De incubatie- en potproeven die ILVO uitvoert zijn zo opgezet dat ze voor de Vlaamse situatie realistisch zijn.
Datum:15 sep 2014 →  15 sep 2017