< Terug naar vorige pagina

Project

De kwantitatieve analyse van varicella0zoster virusinfectie: van epidemiologie tot immunologie.

Windpokken wordt veroorzaakt door het varicella-zoster virus (VZV). Na genezing van windpokken blijft VZV stil aanwezig in zenuwcellen. Wanneer de afweer (immuniteit) tegen VZV gedaald is (bvb. t.g.v. veroudering) kan VZV terug actief worden. Wanneer dit gebeurt kan gordelroos (ook wel zona genoemd) optreden. De hypothese bestaat nu dat blootstelling aan windpokken de immuniteit tegen VZV een boost kan geven en hierdoor zou de kans op gordelroos verlaagd kunnen worden. Dit betekent dan ook dat windpokkenvaccinatie in de maatschappij het aantal gordelroosgevallen zou doen toenemen omdat er dan minder kansen voor boosting zouden zijn. Deze thesis had als doel de effecten van boosting te onderzoeken en de implicaties hiervan op VZV-gerelateerde vaccinaties in kaart te brengen.In hoofdstuk 1 hebben we een samenvatting gemaakt van de beschikbare onderzoeken m.b.t. VZV-boosting. We zijn tot de conclusie gekomen dat VZV-boosting bestaat, maar dat de sterkte en de duur niet voldoende gedocumenteerd zijn geweest. In hoofdstukken 2 en 3 hebben we aangetoond dat een chronische infectie met een ander virus, nl. cytomegalovirus, een risico vormt voor het ontwikkelen van gordelroos. In hoofdstuk 4 tonen we aan dat gordelroospatiënten tevens ook meer registraties hebben van koortsblaasjes en gewone infecties. Bovenstaande drie hoofdstukken suggereren risicogroepen die we met een gerichte vaccinatie tegen gordelroos zouden kunnen vaccineren. In hoofdstuk 5 hebben we vastgesteld dat ernstige neurologische verwikkelingen t.g.v. windpokken een genetische basis bij de patiënt kunnen hebben. Dit kan van belang zijn indien veralgemeende vaccinatie tegen windpokken toch niet zou geïmplementeerd worden en waarbij we dan gericht kinderen zouden vaccineren tegen windpokken. In hoofdstuk 6 hebben we aangetoond dat kinderartsen, die een verhoogde blootstelling aan windpokken hebben, een significant hogere cellulaire immuniteit hebben tegen VZV. Dit toont aan dat VZV-boosting bestaat. In hoofdstuk 7 hebben we de VZV-specifieke antilichamen dynamiek tijdens gordelroos gemodelleerd a.d.h.v. een wiskundig model. Hierdoor hebben we kunnen vaststellen dat VZV-boosting ook op "endogene" wijze optreedt en dat dit in geval van antilichamen zorgt voor een toename van nieuwe antilichamen producerende cellen gedurende zo'n 28 dagen. In hoofdstuk 8 hebben we een groep grootouders die blootgesteld zijn geweest aan windpokken tot een jaar opgevolgd. We hebben vastgesteld dat hun VZV-specifieke cellulaire immuniteit op piekmomenten hoger was dan die van controle deelnemers, maar dat een jaar na blootstelling er nog amper een verschil te merken was. Deze studie toont dus aan dat exogene boosting bestaat, doch dat de duur in de tijd beperkt is. Vervolgens hebben we aangetoond dat gordelroospatiënten misschien niet zozeer een absoluut tekort hebben aan VZV-specifieke cellulaire immuniteit, maar dat hun breedte van herkenningsvermogen van cellulaire cellen voor VZV kleiner kan zijn. In hoofdstuk 9 hebben we aangetoond dat contactpatronen tussen patiënten met windpokken en anderen beter beschreven worden door empirisch bepaalde contactpatronen dan a.d.h.v. de oudere methoden. In hoofdstuk 10 hebben we een individu-gebaseerd populatiemodel gemaakt waarbij we het cellulair immuniteitsniveau gericht tegen VZV voor elk individu gesimuleerd hebben m.b.v. bestaande data. Hierdoor hebben we kunnen voorspellen dat de duurtijd van exogene boosting wellicht beperkt is tot twee jaar.Deze thesis heeft m.b.v. verschillende onderzoekstechnieken aangetoond dat exogene boosting bestaat, doch dat het effect wellicht niet langer duurt dan twee jaar na blootstelling.
Datum:11 mrt 2016 →  31 dec 2016
Trefwoorden:VARICELLA-ZOSTER VIRUS
Disciplines:Pediatrie en neonatologie, Maatschappelijke gezondheidszorg, Gezondheidswetenschappen, Publieke medische diensten, Verpleegkunde