Bevoegdheidsverdeling tussen de Europese instellingen en de lidstaten bij nationale/regionale kwalificaties van diensten van algemeen belang en de weerslag op het Europese mededingingsrecht.

Voorliggend samenwerkingsproject beoogt een diepgaand academisch onderzoek om het Europeesrechtelijke kader scherp in beeld te brengen én hiervan een concrete vertaalslag te maken naar actuele cases in het domein van staatssteun. Het onderzoek gaat na in welke mate Europese lidstaten (en bij uitbreiding gedecentraliseerde overheden), gelet op de bepalingen in het verdrag betreffende werking van de Europese Unie én aanvullend protocol 26 (beiden primair Europees recht), beschikken over de bevoegdheid om op discretionaire wijze diensten van (niet-economisch) algemeen belang te bepalen, te verrichten of te doen verrichten, en invulling te verlenen aan het 'overheidsprerogatief'. Vanuit die analyse wordt onderzocht of de Europese Commissie dergelijke nationale keuze in vraag kan stellen op basis van haar exclusieve mededingingsbevoegdheid. Tot slot besteedt het project aandacht aan de invloed van voorafgaande analyses op het domein van het haveninfrastructuurbeheer.

Trefwoorden:EUROPEES GEMEENSCHAPSRECHT, JURIDISCHE STRUCTUREN, BELGISCH RECHT, COMPETENTIE

Disciplines:Rechten, Andere rechten en juridische studies