< Terug naar vorige pagina

Project

Beïnvloedbare Autonomie en Voorspelbare Vrijheid in het IoE

Dit proefschrift onderzoekt hoe individuen autonomie en vrijheid kunnen ontwikkelen, uitoefenen en behouden in de aanwezigheid van informatietechnologie. Het is met name geïnteresseerd in hoe informatietechnologie autonomiebeperkingen kan opleggen.

Deze dissertatie bestaat uit drie afzonderlijke delen. Het eerste deel identificeert een probleem met het huidige autonomiediscours: Er is geen gemeenschappelijk referentiekader wanneer men klaagt over verlies van of risico voor iemands autonomie. In de overtuiging dat dit een nadeel is, zowel voor het voeren van een nuttig discours als voor het ontwikkelen van passende tegenmaatregelen tegen autonomiebeperkingen die ongepast of onaanvaardbaar worden geacht, introduceert deze dissertatie een pragmatisch conceptueel kader om autonomiebeperkingen te classificeren. Dit kader is gebaseerd op filosofische theorie, privacystudies en de beschouwingen over het begrip zelfbestuur in het juridische domein. In wezen verdeelt het voorgestelde kader autonomie in drie categorieën: intrinsieke autonomie, relationele autonomie en informationele autonomie.

Het tweede deel van het proefschrift onderzoekt de rol van informatietechnologie in het mogelijk maken en faciliteren van autonomiebeperkingen. De analyse identificeert elf kenmerken van informatietechnologie, zoals deze is ingebed in de samenleving, zogenaamde vectoren van invloed, die een substantieel risico vormen voor de autonomie van een individu. Deze vectoren worden ingedeeld in drie groepen die overeenkomen met het algemene gebied van het informatieoverdrachtsproces waaraan zij kunnen worden toegeschreven, namelijk domeinspecifieke vectoren, agent-specifieke vectoren en informatieontvanger - specifieke vectoren.

Het derde deel van het proefschrift onderzoekt geselecteerde ethische en juridische implicaties van door informatietechnologie opgelegde autonomiebeperkingen. Het toont het nut aan van de eerder in het proefschrift geïntroduceerde theoretische kaders, namelijk de pragmatische beschrijving van autonomie en het concept van beïnvloedingsvectoren, bij het uitvoeren van een ethische analyse van autonomiebeperkende technologie. Ook wordt het begrip autonomie in de Europese gegevenswetten getraceerd, waaruit blijkt dat de Europese regelgever steeds agressiever wordt in het waarborgen van autonomiebescherming binnen het digitale domein. Ten slotte onderzoekt het proefschrift de impact van culturele inbedding van individuen op inspanningen om autonomie te waarborgen en toont het interculturele brandhaarden van autonomieverschillen. Verdere analyse suggereert het belang van timing en snelheid van technologie-introductie en digitale geletterdheid als het gaat om het oplopen van autonomierisico's door interculturele inzet van technologie en suggereert strategieën om deze risico's te beperken.

Met het oog hierop benadert dit proefschrift de uitoefening en beperking van autonomie in aanwezigheid van informatietechnologiesystemen op holistische wijze. Het draagt bij tot een gemeenschappelijk begrip van (intuïtieve) terminologie en concepten binnen het onderzoeksgebied, verbindt deze met actuele verschijnselen die voortvloeien uit de steeds toenemende interconnectiviteit en computerkracht en helpt de bescherming van autonomie te operationaliseren door toepassing van de voorgestelde kaders.

Datum:7 nov 2019 →  29 mrt 2023
Trefwoorden:Autonomy, Predictive Freedom, IoE, Internet of Everything, Multi Agent System, Constrained System
Disciplines:Informatierecht, Juridische theorie, jurisprudentie en juridische interpretatie, Computerwetenschappen, Adaptive agents en intelligente robotica, Ethiek van technologie, Ethische theorie
Project type:PhD project