< Terug naar vorige pagina

Project

Internationale mededinging en herverdeling van economische activiteit binnen en tussen bedrijven: meting van productiviteitswinsten en de effecten op werknemers.

Dit proefschrift bestaat uit drie hoofdstukken over de invloed van de marktmacht van bedrijven op de vraag naar afgeleide factoren en de herverdeling van productieve hulpbronnen.

In het eerste hoofdstuk onderzoek ik hoe imperfecte concurrentie de herallocatie van hulpbronnen beïnvloedt en hoe we deze doorgaans meten. De covariantie tussen de productiviteit van bedrijven en marktaandelen wordt vaak gebruikt om te analyseren hoe de toewijzing van middelen binnen een bedrijfstak evolueert in de nasleep van een beleidswijziging. In het bijzonder is elke waargenomen toename van deze covariantie geïnterpreteerd als een teken van verbeterde allocatieve efficiëntie. In dit artikel verifieer ik de geldigheid van deze interpretatie in modellen van monopolistische concurrentie, waarbij de toewijzing van middelen wordt beïnvloed door zowel stevige winsten als door beleidsverstoringen van het ondernemingsklimaat. In het bijzonder onderzoek ik wat er gebeurt met de covariantie op productiviteitsgrootte na beleidsinterventies die de belemmeringen voor markttoegang, toetreding en vaste kosten van zakendoen voor bedrijven verminderen. Mijn vergelijkende statische analyses geven aan dat een hogere covariantieterm zelden betekenisvolle inzichten biedt in verbeteringen in welvaart en allocatieve efficiëntie. Als gevolg hiervan is voorzichtigheid geboden bij het toepassen en interpreteren van deze maatstaf in zowel academisch als beleidswerk.

Omdat dit herverdelingsproces uiteindelijk verbonden is met de beslissingen van individuele producenten, onderzoek ik in het tweede hoofdstuk van het proefschrift hoe concurrentie de prikkel van bedrijven beïnvloedt om uit te breiden of te krimpen als reactie op veranderingen in hun productiviteit. Bij perfecte concurrentie leidt de productiviteitsgroei ertoe dat bedrijven die winst maximaliseren, hun productie uitbreiden en meer inputfactoren eisen. Als bedrijven marktmacht hebben, bewijs ik dat dit niet altijd waar is. Vooral wanneer productievere bedrijven de prikkel hebben om hun winstmarges te verhogen. Bij hoge markups kunnen bedrijven hun vraag naar factoren verminderen als ze productiever worden. De bijdrage van mijn werk is het identificeren van de theoretische omstandigheden waaronder deze ontkoppeling van de vraag naar factoren en de productiviteitsgroei plaatsvindt. Omdat het kritische mechanisme de onvolledige doorwerking van productiviteit naar productie is, karakteriseer ik de omstandigheden die tot dit gedrag leiden in termen van de vorm van de outputvraag en de marktstructuur. Veel algemeen gebruikte vraagfuncties voldoen aan deze voorwaarden in werkpaardmodellen van monopolistische en oligopolistische concurrentie. Ook bespreek ik hoe deze ontkoppeling in de data kan worden gedetecteerd. In een empirische illustratie gebaseerd op Chinese productiebedrijven vind ik patronen die consistent zijn met dit resultaat in veel nauw gedefinieerde industrieën.

In het derde hoofdstuk onderzoek ik samen met mijn S. Inferrera, M. Mertens en J. Miranda de veranderende patronen van de bedrijfsdynamiek in Europa. In de VS heeft de vertraging in het proces van oprichting, expansie en krimp van bedrijven ruime aandacht gekregen vanwege de verstrekkende gevolgen ervan voor de totale productiviteitsgroei. Dit fenomeen is echter nog steeds slecht gedocumenteerd in Europa, voornamelijk vanwege een gebrek aan vergelijkbare gegevens tussen landen. We pakken deze uitdaging aan door indicatoren over de bedrijfsdynamiek te verzamelen uit administratieve gegevens voor 19 Europese landen via de infrastructuur van het Competitiveness Research Network (CompNet). Uitgerust met deze nieuwe micro-geaggregeerde gegevens documenteren we een daling in het aantal banenherschikkingen in al deze landen gedurende de afgelopen twintig jaar. Om deze wijdverbreide daling te begrijpen, analyseren we eerst de dynamiek van de baanherschikkingspercentages op basis van relevante bedrijfskenmerken. Deze daling had betrekking op de meeste economische sectoren en werd vooral veroorzaakt door de dynamiek binnen sectoren, grootteklassen en leeftijdsklassen, en niet zozeer door veranderingen in de samenstelling. Vooral grote en volwassen bedrijven ondervonden de meest substantiële daling van het aantal banenherschikkingen. Tegelijkertijd daalde het aandeel van de werkgelegenheid en de omzet van jonge bedrijven, wat erop wijst dat de Europese landen te maken hebben met een structurele vergrijzing van hun economieën. In overeenstemming met Amerikaans bewijsmateriaal constateren wij dat de mate waarin de werkgelegenheidsveranderingen van bedrijven inspelen op de productiviteit in veel Europese landen is afgenomen. De spreiding van productiviteitsschokken is echter ook afgenomen. Om ons begrip van deze patronen te vergroten, leiden we een raamwerk op bedrijfsniveau af dat variaties in de productiviteit, marktmacht en technologie van bedrijven (in plaats van aanpassingskosten) relateert aan het reactievermogen van bedrijven.

Deze hoofdstukken zijn onafhankelijk van elkaar geschreven en moeten als op zichzelf staande artikelen worden gelezen.

Datum:25 sep 2018 →  31 okt 2023
Trefwoorden:Reallocation of resources, Business dynamism, Productivity, Labor demand, Variable markups, Market power
Disciplines:Industriële economie, Internationale economie, Economische groei en geaggregeerde productiviteit, Dataverzameling en data estimation methodologie, computerprogramma's, Productie en organisaties
Project type:PhD project