< Terug naar vorige pagina

Project

Naar een beter begrip van de relatie tussen jobonzekerheid en werkgerelateerd leren

De arbeidsmarkt is volatieler geworden, waardoor de perceptie van zowel kwantitatieve (d.w.z. perceptie van potentieel jobverlies) als kwalitatieve jobonzekerheid (d.w.z. perceptie van potentieel verlies van gewaardeerde werkkenmerken) is toegenomen. Tegelijkertijd verhoogde dit turbulentere organisatorische landschap het belang van werkgerelateerd leren (WRL). Vooral jobonzekere werknemers zouden voordeel kunnen halen uit WRL, omdat het zou kunnen fungeren als een strategie om bij te blijven in de snel groeiende en veranderende werkomgeving, en om zich voor te bereiden op toekomstige veranderingen. De literatuur suggereert echter dat de ervaring van jobonzekerheid een eerder passieve reactie teweeg brengt. Als werknemers met jobonzekerheid hun WRL reduceren, dan kan dit de duurzaamheid van hun loopbaan verder ondermijnen. Toch is er verrassend weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen beide vormen van jobonzekerheid en WRL. Bovendien hanteert het beschikbare onderzoek over dit onderwerp geen theoretisch kader, noch daaruit afgeleide verklarende mechanismen, is het gebaseerd op cross-sectionele studies, en houdt het geen rekening met de multi-dimensionaliteit van WRL. Het algemene doel van dit doctoraatsproject is om de bovengenoemde relatie te onderzoeken. Meer specifiek benaderen we dit aan de hand van drie doelstellingen: (1) De relatie tussen jobonzekerheid en WRL verklaren, (2) Een longitudinale test van de relatie tussen jobonzekerheid en WRL uitvoeren, en (3) Een alomvattende visie op WRL hanteren.

Deze doelstellingen worden via vijf studies gerealiseerd. Om onze hypotheses te testen, hebben we gebruik gemaakt van de longitudinale data van vier steekproeven, verzameld bij Belgische of Nederlandse werknemers. In Studie 1 onderzochten we de mediërende rol van beroepsgerelateerde zelfeffectiviteit (OSE) en psychologische contractbreuk (PCB) in de relatie tussen kwalitatieve jobonzekerheid en informeel leren. Gebaseerd op een cross-lagged panel model, toonden onze bevindingen aan dat OSE de negatieve relatie medieert tussen kwalitatieve jobonzekerheid en informatie zoeken, feedback zoeken bij collega's, en feedback zoeken bij de eigen leidinggevende, terwijl psychologische contractbreuk alleen de relatie tussen kwalitatieve jobonzekerheid en feedback zoeken bij de leidinggevende medieert. Beide mediatoren waren niet significant gerelateerd aan hulpzoekgedrag. Studie 2 gebruikte een random-intercept cross-lagged panel model om de impact van kwantitatieve jobonzekerheid op deelname aan formele ontwikkelingsactiviteiten te onderzoeken, en de rollen van de ervaren ontwikkelingsnood en de beschikbaarheid van leermogelijkheden in deze relatie te onderzoeken. We ontdekten dat een toename van jobonzekerheid samenhing met een toename van de nood aan ontwikkeling en een afname van de waargenomen leermogelijkheden, die beide niet significant gerelateerd waren aan deelname aan formele leeractiviteiten. In Studie 3 onderzochten we de mediërende rol van OSE in de relatie tussen beide vormen van jobonzekerheid en de verwerving van kennis, vaardigheden en competenties (KSAO's) met behulp van een parallel proces second-order growth curve model. De resultaten toonden aan dat veranderingen in het niveau van jobonzekerheid negatief gerelateerd waren aan veranderingen in het niveau van OSE, die op zijn beurt positief gerelateerd waren aan veranderingen in de mate waarin werknemers KSAO's verwierven.

In Studie 4 werd een persoonsgerichte benadering gehanteerd om profielen te berekenen op basis van de gezamenlijke ontwikkeling van kwantitatieve en kwalitatieve jobonzekerheid doorheen de tijd, en om te onderzoeken of deze profielen verschillen met betrekking tot verschillende leeraspecten. Er werden vijf profielen van de ontwikkeling van jobonzekerheid geïdentificeerd. Respondenten in trajecten met hoge initiële niveaus van jobonzekerheid hadden lagere initiële niveaus van OSE, leren van anderen, en KSAO's, dan degenen met lage initiële niveaus van jobonzekerheid. Bovendien verschilden de trajecten van jobonzekerheid in de ontwikkeling van OSE doorheen de tijd. In Studie 5 gebruikten we ook een persoonsgerichte benadering om longitudinale profielen te onderzoeken van de mate waarin werknemers bereid (i.e., iemands leerintentie) en in staat (i.e., iemands opleidingsmogelijkheden) waren om deel te nemen aan formele ontwikkelingsactiviteiten. Dit resulteerde in vier verschillende profielen. We onderzochten de rol van kwantitatieve jobonzekerheid als statistische predictor, en psychologische contractbreuk als uitkomst, van deze trajecten. Wanneer werknemers hogere scores op jobonzekerheid hadden, hadden ze een grotere kans om tot een profiel te behoren met een hogere, zij het licht dalende, leerintentie, en combineerden dit met de perceptie van beperkte mogelijkheden om deel te nemen aan formele leeractiviteiten. Bovendien hadden profielen die gekenmerkt werden door stabiele en geringe opleidingsmogelijkheden een hogere perceptie van psychologische contractbreuk.

Datum:1 okt 2016 →  31 okt 2023
Trefwoorden:Job insecurity, job stress, workplace uncertainty, conservation of resources theory
Disciplines:Werk- en organisatiepsychologie
Project type:PhD project