< Terug naar vorige pagina

Project

Grondslagen voor de private opsporing en publieke beteugeling van het witwassen van fiscale vermogensvoordelen: een fundamenteel rechtskundig onderzoek naar de bijzondere positie van het fiscaal basismisdrijf in de antiwitwaswetgeving.

In dit proefschrift wordt de juridische verenigbaarheid onderzocht van de bestraffing van fiscale fraude enerzijds met de zogenaamd ‘preventieve’ en ‘repressieve’ bestrijding van het witwassen van criminele vermogensvoordelen anderzijds. De centrale onderzoeksvraag luidt of de toepassing van de antiwitwaswetgeving op fiscale vermogensvoordelen rechtens noodzakelijk dan wel juist juridisch onmogelijk is.

In een eerste deel wordt uitgelegd dat het antiwitwasrecht, zoals het vandaag is geconcipieerd, belangrijke fantoompijnen dreigt te ondervinden wanneer fiscale fraude van zijn werkingssfeer verstoken zou blijven. Daartoe wordt, in een eerste hoofdstuk, de impliciete genese van de fiscale uitzondering toegelicht, die voornamelijk te wijten blijkt aan de grote operationele gelijkenis tussen witwassen en fiscale fraude en de daaruit voortvloeiende oneigenlijke aanwending van fiscaalrechtelijke handhavingsmechanismen ter beteugeling van niet-fiscale profijtgerichte criminaliteit. Vervolgens worden, in een tweede hoofdstuk, de meer expliciete juridische bezwaren geanalyseerd die tot vandaag tegen de toepasbaarheid van de antiwitwaswetgeving in fiscalibus worden ingebracht. Daaruit wordt besloten dat geen enkel van de tot dusver in de rechtsleer ontwikkelde bezwaren op zich kan overtuigen, maar dat ieder argument wel degelijk een belangrijk pijnpunt blootlegt in de manier waarop de antiwitwaswetgeving de lege lata is opgevat.

In een tweede deel wordt uitgelegd dat het fiscaal basismisdrijf omgekeerd ook aanzienlijke groeipijnen ondergaat wanneer het zonder meer in de antiwitwaswetgeving wordt ingeschreven. Een eerste hoofdstuk licht de moeizame totstandkoming en problematische positie toe van het beperkte fiscaal basismisdrijf binnen de Belgische antiwitwaswetgeving om vervolgens het inter- en supranationaalrechtelijk kader te schetsen waaraan die wetgeving minimaal moet voldoen. In een tweede en laatste hoofdstuk worden ten slotte de elementaire grondslagen ontwikkeld voor een juridisch meer consistente bestrijding van witwassen en fiscale fraude, rekening houdend, zowel de lege lata als de lege ferenda, met de ware reden voor de bijzondere positie van het fiscaal basismisdrijf. Die reden ligt hierin dat de Staat, in de bestrijding van fiscale fraude, steeds terzelfdertijd optreedt als rechtstreeks slachtoffer van het gepleegde misdrijf en als legitieme bestraffer ervan.

Besloten wordt met de paradoxale vaststelling dat dezelfde operationele gelijkenis tussen witwassen en belastingontduiking, die in beide antiwitwasluiken hetzelfde convergentieprobleem doet rijzen, in de private opsporing van verdachte transacties idealiter tot dichtere toenadering van beide fenomenen zou leiden, doch in de publieke beteugeling juist tot verdere verwijdering noopt.

Datum:1 jan 2013 →  30 okt 2018
Trefwoorden:tax evasion, money laundering
Disciplines:Rechten, Andere rechten en juridische studies
Project type:PhD project