< Terug naar vorige pagina

Project

NAVO en het recht der internationale organisaties: een kritische analyse van de juridische en institutionele fundamenten van de Alliantie

Titel: NAVO en het recht van internationale organisaties: een kritische analyse van de juridische en institutionele grondslagen van de alliantie

Samenvatting: Het doctoraatsonderzoek heeft tot doel na te gaan of de juridische en institutionele grondslagen van de NAVO en de transformatie ervan in overeenstemming zijn met de beginselen van het recht van internationale organisaties. Een kernbeginsel van het recht van internationale organisaties is dat het oprichtingsverdrag bepalend is voor de gehele rechtsorde van de organisatie. In een dergelijk verdrag worden doorgaans de aan de organisatie toegekende bevoegdheden en taken omschreven, het institutionele kader (de organen, hun samenstelling en bevoegdheden) en de besluitvormingsprocedures vastgelegd. In het Noord-Atlantisch Verdrag van 1949 wordt echter weinig meer bepaald dan „de partijen bij de overeenkomst beschouwen een gewapende aanval op een aanval als een gewapende aanval op iedereen” (artikel 5). Het Verdrag verwijst zelfs niet naar de NAVO, de bevoegdheden die haar zijn toegekend, haar organen, haar besluitvormings- of uitbreidingsprocedures. Desondanks is de NAVO in een periode van 70 jaar gegroeid van 12 tot 31 lidstaten, heeft ze meer dan veertig militaire operaties uitgevoerd en is haar taak in toenemende mate verschoven van collectieve zelfverdediging naar collectieve veiligheid, waarbij actie wordt ondernomen op gebieden als cyber-, terrorisme- en conflictbeheersing. Belangrijk is dat deze evolutie zich voltrok zonder dat het Noord-Atlantisch Verdrag ooit geamendeerd werd. Dit druist in tegen de vaste praktijk van verdragswijzigingvan de meeste andere internationale organisaties. Met andere woorden, de NAVO als internationale organisatie lijkt pragmatisch te zijn gegroeid. Dit alles doet de vraag rijzen in hoeverre de Alliantie de fundamentele beginselen van het recht van internationale organisaties heeft geëerbiedigd, of daarvan is afgeweken in haar transformative.

Het doctoraatsonderzoek is opgebouwd rond de volgende twee onderzoeksvragen: 

1) in hoeverre is de NAVO sinds 1949 afgeweken van de fundamentele beginselen van het recht van internationale organisaties? 

2) hoe moet het Noord-Atlantisch Verdrag worden beschouwd als het niet als een volwaardig oprichtingsverdrag kan worden beschouwd? 

Dit vertaalt zich in de volgende specifieke onderzoeksvragen: 
 
- Is de uitbreiding van de bevoegdheden van de NAVO tot crisisresponsoperaties die niet onder artikel 5 vallen, in strijd met het beginsel van attributie?

- Is het institutionele kader van de NAVO gevormd overeenkomstig het beginsel van de rechtmatige oprichting van hulporganen en de rechtmatige delegatie van bevoegdheden aan deze organen?

- Is de Parlementaire Vergadering van de NAVO een publieke internationale organisatie? 

- Wat is de rechtsgrondslag van de immuniteit van rechtsmacht van de NAVO ?

- In hoeverre worden NAVO-besluiten genomen binnen de grenzen van het oprichtingsverdrag en de gevestigde praktijk? 

- Wat is het rechtsgevolg van NAVO-besluiten in het licht van de regel dat internationale organisaties geen bindende operationele besluiten kunnen nemen, tenzij hun oprichtingsverdragen daarin uitdrukkelijk voorzien? 

- Vormt de uitbreiding van de toetredingsvoorwaarden los van artikel 10 van het Noord-Atlantisch Verdrag een toelaatbare verdragsinterpretatie of legt zij nieuwe voorwaarden op die verder gaan dan de rechtspraak van het Internationaal Gerechtshof? 
 
- Is er, bij gebreke van een bepaling in het Noord-Atlantisch Verdrag, een internationaalrechtelijke grondslag voor de opschorting of uitzetting van een NAVO-lidstaat?

Datum:1 jan 2019 →  13 jan 2024
Trefwoorden:NATO, International Law, Law of International Organizations
Disciplines:Internationaal recht
Project type:PhD project