< Terug naar vorige pagina

Project

Engelse zinnen, Franse werkwoorden: Oorzaken en gevolgen van biases in leenwoordaccommodatie

Wanneer leenwoorden binnenkomen in hun ontvangende taal, passen ze zich in in de structuur en paradigmata van die taal. De meest voorkomende accommodatiestrategie in talen wereldwijd is ‘rechtstreekse inpassing’, waarbij inflexies van de ontvangende taal rechtstreeks aan de stam van het leenwerkwoord kunnen worden toegevoegd. Dit doctoraatsproject heeft echter aangetoond dat – zelfs in rechtstreekse inpassing – leenwoorden opvallend vaak voorkomen in specifieke inflectionele en grammaticale categorieën, en we hebben deze tendensen ‘biases in leenwoordaccommodatie’ genoemd. Dergelijke biases werden gevonden voor Engelse leenwoorden in het Hedendaags Nederlands en Anglo-Franse leenwoorden in het Middelengels. Meer bepaald worden leenwerkwoorden oververtegenwoordigd in niet-finiete en niet‑geïnflecteerde categorieën in vergelijking met taaleigen werkwoorden, en leenadjectieven worden oververtegenwoordigd in predicatieve positie en in niet‑geïnflecteerde categorieën in vergelijking met taaleigen adjectieven. Er is ook aangetoond dat biases in accommodatie zeer hardnekkig zijn doorheen de tijd, omdat ze voorkomen vanaf de eerste attestaties en blijven optreden tot eeuwen later. We hebben de aanwezigheid van biases in accommodatie toegeschreven aan de hogere verwerkingskost die gelinkt is aan de grammaticale integratie van leenwoorden. Omdat biases in accommodatie betrekking hebben op perifrastische structuren waarbij een hulpwerkwoord of modaal werkwoord het grootste deel van de grammaticale informatie draagt, kunnen biases helpen bij het verlagen van de hogere verwerkingskost die verbonden is aan de integratie van leenwoorden.

Bovendien hebben we ontdekt dat de aanwezigheid van biases in accommodatie op lange termijn invloed kan hebben op de grammatica van de ontvangende taal. Meer bepaald hebben we dit aangetoond voor het Middelengels, dat ongeveer 400 jaar lang in contact stond met het Frans. De sterke toename van niet-finiete vormen in het Laat-Middelengels (1350-1500) viel samen met de piek van ontleningen uit het Frans, wat betekent dat de Franse instroom de algemene afhankelijkheid van niet‑eindige vormen in het Laat-Middelengels (en de nasleep ervan) kan hebben bevorderd. Dit werd bevestigd voor do-ondersteuning (bv. Did you read it?, vertaald Las je het?) en constructies met ‘lichte’ werkwoorden (bv. to take notice of, vertaald kennis nemen van), twee perifrastische constructies waarin Franse leenwoorden significant vaker voorkomen dan Engelse woorden. Het is onaannemelijk dat de Franse instroom heeft geleid tot de opkomst van do‑ondersteuning en van lichte werkwoorden, aangezien beide constructies dateren van vóór de Franse leenpiek. Wel hebben we geconcludeerd dat de Franse instroom de reeds in gang gezette stijging van beide constructies heeft versneld. Op die manier heeft dit doctoraatsproject meer inzicht geboden in de rol die het Frans gespeeld heeft in de geschiedenis van de Engelse taal. Hoewel de grammaticale invloed van het Frans op het Engels traditioneel eerder als laag wordt beschouwd, hebben we aangetoond dat het Frans de Engelse grammatica indirect heeft beïnvloed, namelijk door biases van accommodatie die zijn gekoppeld aan lexicale ontleningen.

Datum:1 okt 2018 →  14 dec 2022
Trefwoorden:Contact linguistics, Historical linguistics, Loan word accommodation, Contact-induced language change, Intercultural identity, Borrowing vs. code-switching
Disciplines:Linguïstiek, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen, Engelse taal, Nederlandse taal, Franse taal, Corpuslinguïstiek, Contactlinguïstiek, Diachrone linguïstiek, Vergelijkende talenstudies, Historische linguïstiek, Contrastieve linguïstiek, Taalverwerving
Project type:PhD project