< Terug naar vorige pagina

Project

Essays over de invloed van milieuwetgeving op bedrijfsstrategieën en -waarde: de case van het EU EHS

Essays over de invloed van milieuwetgeving op bedrijfsstrategieën en -waarde: de case van het EU EHS

De drie hoofdstukken in deze dissertatie maken chronologisch gebruik van het unieke wetgevingskader gecreëerd in Europe door de introductie van het EU EHS en onderzoeken hoe bedrijven interageren met het meest uitgebreide internationale emissiehandelssysteem tot nu. Als zodanig focust het eerste hoofdstuk op de heterogeniteit in milieuwetgeving over de landen heen die de eerste 2 fasen van het systeem kenmerkten. Meer specifiek onderzoekt het of multinationals kozen om hun buitenlandse investeringen in laksere landen op vlak van milieuwetgeving te plaatsen gedurende fase I (2005-2007) en fase II (2008-2012) van het EU EHS. De resultaten van dit hoofdstuk tonen aan dat multinationals intra-regionaal hun toevlucht zoeken naar laksere landen op vlak van milieuwetgeving. Dit effect is echter enkel geobserveerd bij bedrijven met hoge milieukosten, die inefficiënt zijn op vlak van milieuprestaties of die een tekort hebben aan emissierechten en verder beperkt zijn in hun locatiekeuze. We weten vanuit voorgaand onderzoek dat multinationals heterogeniteit over landen heen uitbuiten (i.e., arbitrage) en dat bedrijven in ontwikkelde landen vervuilende activiteiten naar ontwikkelingslanden verschuiven (i.e., het pollution haven effect). Desalniettemin draagt ons onderzoek bij tot deze literatuurstromen op verschillende vlakken. Eerst onderzoekt de huidige literatuur zoals gezegd het pollution haven effect (PHE) vanuit het perspectief van ontwikkelde naar ontwikkelingslanden. De algemene institutionele verschillen tussen deze twee types landen kunnen echter zorgen voor bijkomende invloeden in deze relatie. Als zodanig, door te focussen op Europa, zijn wij in staat een veel duidelijker beeld te scheppen van de manier waarop milieuwetgeving locatiekeuze kan beïnvloeden. Verder, door onderzoek van de interactie tussen bedrijfsspecifieke voordelen en landsspecifieke nadelen als gevolg van milieuwetgeving kunnen wij een mogelijke verklaring bieden voor de huidige ambiguïteit met betrekking tot onderzoek naar het PHE. Als laatste zijn deze bevindingen relevant voor wetgevers van over de hele wereld gezien het stijgend aantal emissiehandelssystemen dat wordt geïntroduceerd op nationaal (bijvoorbeeld in China) en regionaal (bijvoorbeeld in Californië)  niveau.

Het tweede hoofdstuk van deze dissertatie onderzoekt de valorisatie van emissierechten in fase III (2013-2020) van het EU EHS. Voorgaande studies vinden geen consistent positief effect van efficiëntie op vlak van uitstoot op bedrijfswaarde voor bedrijven die vallen onder het Europees emissiehandelssysteem. Gegeven dat dit vaak wordt toegewezen aan de overallocatie van emissierechten in de eerste twee fases, onderzoeken wij de derde fase. Aan het begin van deze fase oefende het structurele overaanbod van emissierechten overgedragen van fase II een negatieve druk uit op de emissieprijs en werden er vragen gesteld over de doeltreffendheid van het systeem in het leiden tot vervuilingsvermindering. Hierdoor besliste de EU onverwachts om dit overaanbod aan te pakken door verschillende beleidshervormingen door te voeren in 2013. Geïnspireerd door een difference-in-difference model vinden we dat een gebrek aan emissierechten zich vertaalde in lagere bedrijfswaarde in fase III, zelfs bij een lage emissieprijs. Deze negatieve impact op bedrijfswaarde is voornamelijk aanwezig bij bedrijven die sterk blootgesteld zijn aan de hernieuwde wetgeving. Onze resultaten zijn consistent met een stijging in “carbon risk”  in fase III voor bedrijven met tekorten aan emissierechten.

Het derde en laatste hoofdstuk van deze dissertatie spitst zich toe op de link tussen gender diversiteit in de raad van bestuur en inefficiëntie op vlak van milieuprestaties onder het EU EHS. Als zodanig gebruiken we de exogene en onverwachte stijging in de prijs van emissierechten in 2017 door de Argus Emissions Conference in 2017 als quasi-natuurlijk experiment die stijgende milieukosten met zich meebrengt en vervuilers in een kritisch daglicht plaatst. Specifiek onderzoekt dit hoofdstuk of de druk op vlak van het milieuprestaties kan leiden tot sociale veranderingen aan de bedrijfstop van de meest vervuilende bedrijven in Europa. Onze resultaten tonen aan dat de genderdiversiteit in de raad van bestuur aanzienlijk steeg in de post-Argus periode voor inefficiënte bedrijven op vlak van milieuprestaties, in het bijzonder wanneer er een algemeen gebrek aan diversiteit in het bedrijf was. Verder stijgt het percentage vrouwen in de raad van bestuur door zittende mannen te vervangen door hooggekwalificeerde vrouwen. Als zodanig contrasteren deze resultaten een mogelijks window dressing argument dat deze vrouwen enkel aangesteld zouden zijn als signaal van sociale verantwoordelijkheid. Hoewel verschillende papers als hebben onderzocht of betere sociale prestaties -bijvoorbeeld hogere genderdiversiteit in de raad van bestuur (Liu, 2018; Nuber & Velte, 2021)- kan leiden tot betere efficiëntie op vlak van het milieu, is dit hoofdstuk voor zover wij weten het eerste werk dat dit mechanisme op de omgekeerde wijze onderzoekt. Deze bevindingen zijn ook intrigerend voor wetgevers. Gegeven dat strenge milieuwetgeving kan leiden tot hogere niveaus van gender diversiteit in de raad van bestuur, biedt dit mogelijkheden voor beleidsmakers om tegelijkertijd sociale en milieudoelstellingen te behalen.

Datum:1 okt 2018 →  22 sep 2022
Trefwoorden:Empirical corporate finance, Sustainable finance
Disciplines:Toegepaste economie
Project type:PhD project