< Terug naar vorige pagina

Project

Imaginaire reizen in narratieve werelden: van transhistorische theorie tot hedendaagse praktijk

Deze doctoraatsverhandeling omvat een genrestudie van het imaginaire reisverhaal, met een bijzondere aandacht voor de contouren, de tekstuele dynamieken, de strekking en de interpretatie van dat genre in de Nederlandstalige literatuur van 1945 tot vandaag. Het label ‘imaginair reisverhaal’ (met synoniemen als ‘reisroman’ en ‘reisfictie’) verwijst naar alle fictionele verhalen waarin een of meerdere reizen centraal staan. Internationaal kan daarbij gedacht worden aan canonieke teksten als Homeros’ Odysseia, Dantes Divina Commedia, Cervantes’ Don Quixote, Swifts Gulliver’s Travels, Vernes Voyages extraordinaires en Wells’ The Time Machine. In de naoorlogse Nederlandstalige literatuur omvat het genre romans van auteurs als Hella Haasse (De ingewijden, 1957), Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen, 1966), Hugo Raes (o.a. Reizigers in de anti-tijd, 1970), Margareta Ferguson (Angst op Java, 1991), Willem Brakman (o.a. Een vreemde stam heeft mij geroofd, 1992), Kader Abdolah (o.a. Salam Europa!, 2016) en Ilja Leonard Pfeijffer (o.a. Grand Hotel Europa, 2018).

Hoewel er talloze fictionele verhalen over reizen genoemd kunnen worden, zijn er maar weinig studies die het imaginaire reisverhaal als genre onderzocht hebben – voor de naoorlogse, Nederlandstalige literatuur gaat het om volledig onontgonnen terrein. De idee van de reisroman als ‘genre’ roept dan ook allerlei vragen en problemen op. Hoe onderscheid je verhalen die ‘over’ reizen gaan van verhalen die dat niet doen? Wanneer zijn zulke verhalen fictioneel? Kan je überhaupt spreken van een distinctieve generische groep teksten, met niet alleen een transhistorische en internationale reikwijdte maar ook een eigen, coherente dynamiek – zeker gezien de schijnbare alomtegenwoordigheid en diversiteit van reisteksten? En welke (tekstuele) dimensies bepalen dan die generische identiteit? Dit proefschrift beantwoordt zulke vragen en brengt het moderne Nederlandstalige imaginaire reisverhaal in kaart. Het doet dat in het bijzonder aan de hand van een primair corpus van ongeveer 120 romans en novelles uit de naoorlogse, Nederlandstalige literatuur. Internationaal-canonieke reisteksten spelen daarbij als satellietcorpus op de achtergrond mee.

De uitgebreide inleiding schetst de reisroman als een ‘problematisch’ genre en geeft een omvattend overzicht van diverse uiteenlopende onderzoeksstromen die op een of andere manier betrekking hebben op reizen in literatuur: de non-fictionele travel writing studies, narratologisch onderzoek naar ruimte en beweging, studies over verwante (sub)genres als robinsonades, utopisch-satirische reisteksten hellevaarten en tijdreisverhalen... Vervolgens richt deze studie zich in het eerste van twee hoofddelen op de twee fundamentele criteria die de generische contouren van het imaginaire reisverhaal bepalen: de reis en de fictionaliteit. Met behulp van inzichten uit de verhaaltheorie (zoals de theorie van de narratieve/mogelijke werelden) worden beide criteria helder geconceptualiseerd en worden dynamische leidraden ontwikkeld die lezers kunnen gebruiken om imaginaire reisverhalen te herkennen, te selecteren en inzicht te verwerven in hun reis-/fictionaliteitsfacetten. Het tweede hoofddeel belicht de acht dimensies die samen de generische identiteit en interpretatieve dynamiek van de naoorlogse, Nederlandstalige reisroman bepalen: (1) de beweegreden, met ook het doel en de bestemming; (2) de activiteit-passiviteitsdialectiek; (3) de (im)mobiliteitsdialectiek; (4) de temporalisering; (5) de reiziger als buitenstaander; (6) het belang van de blik; (7) de maatschappelijke reflectie; (8) en de band tussen reizen en literatuur. Iedere dimensie wordt in een afzonderlijk hoofdstuk besproken met behulp van concrete tekstanalyses, waarbij de eenheid in verscheidenheid die eigen is aan het imaginaire reisverhaal tot uiting komt – zowel continuïteitskenmerken als verschillende facetten/manifestaties komen aan bod. Aan het slot van dit deel worden de dimensies gebruikt voor de analyse van één reisroman, Stefan Hertmans’ De bekeerlinge. Zo wordt getoond hoe lezers van dit proefschrift vanuit de multidimensionale bespreking van het genre teksten als imaginair reisverhaal kunnen lezen en analyseren.

Datum:1 okt 2017 →  30 sep 2022
Trefwoorden:Imaginary voyage, travel narrative, possible worlds
Disciplines:Talen, Literatuurwetenschappen, Theorie en methodologie van de talenstudies, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Theorie en methodologie van de literatuurwetenschappen, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen
Project type:PhD project