< Terug naar vorige pagina

Project

Inzicht in koopkracht en technologische verandering met behulp van productie- en kostenmodellen

In dit doctoraat gebruik ik een productie- en kostenmodel om het verband tussen mededinging en beslissingen van bedrijven op inputmarkten te begrijpen. Ik bestudeer drie concrete vragen die verband houden met de interactie tussen technologische verandering en gedrag op inputmarkten.

In een eerste hoofdstuk bestudeer ik het effect van bedrijfsconsolidatie tussen Chinese sigarettenproducenten op marktkracht op inputmarkten, productmarkten en efficiëntie. Ik combineer een structureel model van productie en mededinging met een natuurlijk experiment waarin bedrijven onder bepaalde productiegroottes werden gesloten. Ik vind dat deze consolidatie heeft geleid tot een stijging in markdowns op de prijs van tabaksbladeren en een daling van markups over sigarettenprijzen. Efficiëntie bleef constant. Stijgende marktkracht op inputmarkten had belangrijke herverdelende effecten: de consolidatie verklaart 42% van de stijging in inkomensongelijkheid tussen landbouwers en productiemedewerkers in de tabaksindustries na 2003.

In een tweede hoofdstuk onderzoek ik het verband tussen monopsonie en de adoptie van non-factor-neutrale technologieën. Monopsonie op inputmarkten beïnvloed deze adoptie in twee richtingen. Enerzijds verandert het relatieve inputprijzen, en daarom ook de motivatie van bedrijven om relatieve inputbenodigheden te wijzigen. Anderzijds zijn zowel inputprijzen als hoeveelheden endogeen. Ik toon dat monopsoniekracht de adoptie van non-neutrale technologieën doet afnemen wanneer bedrijven monopsoniekracht hebben over de input waarop de technologie bespaart. Ik test deze theorie door gebruik te maken van historische data over twee uitvindingen in de laat 19e eeuw: ondergrondse mijnbouwlocomotieven en mechanische drilboren. Ik vind dat mijnen waar markdowns 10% hoger waren 23% minder waarschijnlijk waren om boren te gebruiken, terwijl dit niet gold voor locomotieven. Dit is consistent met de theorie.

In een derde hoofdstuk onderzoek ik het verband tussen het menselijk kapitaal van managers en hun productietechnologie-beslissingen. Ik gebruik mijn-manager gelinkte data om na te gaan hoe de introductie van mijnbouwingenieursopleidingen in de VS de beslissingen van managers over technologie-adoptie beïnvloedden. Ik vind dat managers met dergelijke ingenieursdiploma’s nieuwe informatie op verschillende wijzen vergaarden dan andere managers. Terwijl gewone managers proefondervindelijk moesten bepalen welke innovaties nuttig waren, wisten ingenieurs meteen dat elektrische locomotieven de optimale technologie waren.

 

Datum:11 aug 2015 →  31 dec 2021
Trefwoorden:Empirical Industrial Organization, Labor Economics
Disciplines:Toegepaste economie
Project type:PhD project