< Terug naar vorige pagina

Project

Naar een “postlyrische” poëzie? De “narratieve wending” in de Italiaanse poëzie tussen 1955 en 1975.

In het essay La posizione, dat in 1956 gepubliceerd werd in het literaire tijdschrift «Officina», bepleit Pier Paolo Pasolini de noodzaak om “de periscoop op de horizon af te stemmen, de weidse horizon van de fenomenen” als een middel dat de literaire kritiek in staat stelt om afstand te nemen van wat de dichter beschouwt als het communistische “positionalisme” of “perspectivisme” ten opzichte van de literatuur en de kunsten. Vanuit een ruimer perspectief kan het “afstemmen van de periscoop op de horizon” echter ook gezien worden als metafoor voor het geheel van poëtische technieken die Pasolini en vele andere Italiaanse dichters in de periode tussen 1955 en 1975 gebruikten als antwoord op wat zij percipieerden als de ‘historische crisis’ van het hermetische poëziemodel. Het complexe web van socio-economische, politieke en culturele transformaties die Italië in de jaren en decennia na de Tweede Wereldoorlog doormaakte, zette vele dichters ertoe aan het statuut en de modaliteiten van hun poëzie in vraag te stellen. Deze bespiegelingen namen verschillende vormen aan en leidden tot uiteenlopende resultaten, maar voor enkele van de belangrijkste dichters uit de naoorlogse periode bestond de inzet van het literaire debat hoofdzakelijk uit het vinden van manieren om afstand te nemen van de dominante poëzieopvatting tijdens het interbellum: een opvatting die in grote lijnen te herleiden valt tot het ideaal van poésie pure.

 

In het essay Poesia inclusiva, gepubliceerd in de «Corriere della Sera» van 21 juni 1964, legt Eugenio Montale de vinger aan de pols: volgens de dichter kan de poëzie van de jaren ’50 en ’60 een “inclusieve poëzie” genoemd worden, een poëzie die afstand neemt van het ideaal van poésie pure door zich open te stellen voor wat de Franse filosoof Merleau-Ponty “la prose du monde” heeft genoemd. De term “prose du monde” omvat alle verwijzingen naar de op massaconsumptie gerichte neokapitalistische maatschappij die haar opwachting maakte in de decennia na de Tweede Wereldoorlog en gepercipieerd werd als verstoken van iedere vorm van authentieke, diepere betekenis. Hoewel de “inclusieve poëzie” van de jaren ’50 en ’60 voornamelijk gekenmerkt wordt door een ‘prozaïsche’ inhoud, toch, zo stelt Montale, blijft ze haar bestaansreden stoelen op een poëtische identiteit.

 

Dit onderzoek heeft zich toegespitst op de verschillende vormen van interactie tussen de ‘prozaïsche’ inhoud en de poëtische identiteit van de “inclusieve poëzie” van de jaren ’50 en ’60 in Italië. Het onderzoek vertrekt vanuit de hypothese dat lyrische poëzie uit twee fundamentele dimensies bestaat: enerzijds een mimetisch-narratieve dimensie, die onder meer de representatie van personages en events omvat, en anderzijds een ‘rituele’ dimensie, die kan samengevat worden als de intentie van lyrische poëzie om zichzelf ‘memorabel’ te maken door een event te zijn, eerder dan er een voor te stellen. Voortbouwend op dit theoretische kader, uitgewerkt door Jonathan Culler in zijn recente studie Theory of the Lyric (2015), analyseert dit onderzoeksproject de verschillende manieren waarop de mimetisch-narratieve en de rituele dimensie van lyrische poëzie met elkaar interageren in een corpus van gedichten die, om uiteenlopende redenen en op verschillende manieren, tot de kern van de “inclusieve” strekking in de Italiaanse poëzie van de twintigste eeuw kunnen gerekend worden. Het focust meer bepaald op Eugenio Montale’s dichtbundel Satura (1971), op Vittorio Sereni’s bundel Gli strumenti umani (1965) en op het poëtische oeuvre van Pier Paolo Pasolini en Edoardo Sanguineti uit de jaren ’50, ’60 en ’70.

 

Kort samengevat kunnen in de vier case studies die in dit onderzoek aan bod komen een aantal gelijkenissen en verschillen onderscheiden worden met betrekking tot de concrete manieren waarop enkele van de belangrijkste Italiaanse dichters uit de decennia na de Tweede Wereldoorlog getracht hebben een antwoord te bieden op de perceptie van een ‘historische crisis’ van het model van poésie pure door “de periscoop op de horizon af te stemmen, de weidse horizon van de fenomenen”.

 

Datum:1 okt 2016 →  31 dec 2020
Trefwoorden:poesia italiana, Italian poetry, post-lirica, narrative turn, svolta narrativa, macrotesto poetico
Disciplines:Talen, Literatuurwetenschappen
Project type:PhD project