< Terug naar vorige pagina

Project

Het verschil dat handicap maakt: In de leer bij vier architecten met handicapervaring over interacties met architectuurontwerp

Interacties tussen handicap en architectuurontwerp worden vaak geassocieerd met regelgeving inzake toegankelijkheid. Deze associaties hebben bijgedragen tot het standaardiseren en devalueren van de gevarieerde en rijke ervaringen van mensen met een handicap. Sommige zogenaamde architecturale ‘oplossingen’ voor ‘problemen’ van mensen met een handicap worden vaak afgewezen - zowel door henzelf als door architecten – vanwege de overmatige aandacht die architecten besteden aan functionele aspecten ten koste van esthetiek. Dit kan de indruk wekken dat handicap en architectuurontwerp tegengesteld zijn en/of elkaar negatief beïnvloeden. Maar wat als de gebouwde omgeving wordt ontworpen door architecten die zelf leven met een handicap?

Eerdere studies tonen hoe ervaringen van handicapsituaties en lichamelijke beperking kunnen leiden tot een zorgvuldige aandacht voor ruimtelijke kwaliteiten die relevant zijn voor de architectuurdiscipline en voor mensen in het algemeen. Deze studies zijn begonnen met het blootleggen van creatieve en innovatieve mogelijkheden in (architectuur)ontwerpen die voortkomen uit een verhoogde aandacht voor (bv. multi-sensorische) kenmerken van de gebouwde omgeving. Dit onderzoek wil deze meerwaarde verder articuleren door diverse interacties te verkennen tussen handicapervaring, persoonlijke kennis, architectuurpraktijk, en gerealiseerde ontwerpen van architecten met een aangeboren of verworven beperking. Hoe verhouden hun ontwerppraktijken en realisaties zich tot hun persoonlijke ervaringen van handicap? Deze onderzoeksvraag leidt tot andere (sub)vragen die in dit onderzoek worden gesteld: wat heeft architectuur te bieden aan mensen met een beperking? Wat hebben mensen met een beperking te bieden aan architectuur? Hoe kan handicapervaring worden beschouwd als potentieel voor ontwerppraktijken en -realisaties?

Het onderzoek is opgebouwd rond vier case studies en een cross-case analyse. Elke casestudy richt zich op een triade van één architect met een handicap, minstens één persoon uit hun omgeving, en minstens één van hun gerealiseerde ontwerpen. Data werden verzameld door een combinatie van interviews, gebouwbezoeken o.l.v. de betrokken architect, observaties, en inventarisatie van ontwerpmedia.

De eerste casestudy onderzoekt hoe Marta Bordas Eddy beroep doet op haar persoonlijke kennis als rolstoelgebruiker bij het ontwerpen van haar eigen woning en in haar rol als toegankelijkheidsadviseur. Haar aanpak daagt heersende veronderstellingen uit over hoe een woning voor een rolstoelgebruiker eruit ziet, en hoe groot die is. De tweede casestudy gaat in op George Balsley’s Dove manieren van kijken, hoe ze vormgeven aan het ontwerp(proces) van een universiteitsgebouw – het Sorensen Language and Communication Center – en hoe ze een genuanceerd tegenwicht bieden aan kritieken op de visuele bias in architectuur. De derde casestudy onderzoekt hoe William Feuerman’s ervaringen met een visuele beperking hem motiveren om de aandacht van mensen te trekken door middel van Urban Chandelier, een ingreep in de publieke ruimte. Zijn benadering benadrukt het potentieel van architectuur om ervaringen (met een visuele beperking) te kanaliseren tot ruimtelijke ingrepen die op hun beurt ervaringen van anderen kunnen transformeren. De vierde case study onderzoekt hoe Stéphane Beel’s anticipatie op toekomstig rolstoelgebruik invloed heeft op het ontwerp(proces) van het onlangs gerenoveerde en uitgebreide Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, een gebouw geklasseerd als erfgoed. Onze analyse suggereert dat architecten niet noodzakelijk zelf een rolstoel moeten gebruiken om erdoor geraakt te worden, en toegankelijkheid in hun ontwerpen te integreren.

De cross-case analyse gaat dieper in op de verscheidenheid aan aspecten - lichamelijk, ruimtelijk, sociaal-cultureel en symbolisch - die een rol spelen in de ervaringen van de architecten met een handicap. Geen van hen identificeert zich als persoon met een beperking, maar alle vier beschrijven ze hoe ze zich beperkt voelen in bepaalde situaties. In plaats van als een vaststaande categorie wordt handicap dus uitgedrukt als een kortstondige ervaring van verstoring die vaak hun betrokkenheid bij de wereld versterkt. Analyse van hun ontwerpen laat zien dat ze aandacht hebben voor expressieve aspecten van het architectuurontwerp bovenop de bruikbaarheidseisen - zonder deze te scheiden. Het samen beschouwen van gebruik en expressie vermijdt niet alleen dat mensen zich beperkt voelen en ableism ervaren, maar lijkt een veelbelovende piste om het gevoel te bevorderen dat ze ergens of bij iemand horen.

Dit onderzoek draagt bij aan lopende discussies over wat handicap is, wat als beperkend wordt ervaren, en hoe verschillende storende aspecten van deze ervaringen kunnen worden tegengegaan door ontwerp. Naast het performatieve karakter van de handicapervaring en hoe architectuurontwerp erdoor geïnspireerd kan worden, benadrukt dit onderzoek door middel van concrete voorbeelden ook het performatieve karakter van architectuurontwerp en de mogelijkheden die het biedt. De vier casestudies bieden een rijk inzicht in het begrip ‘toegang’. Onze analyse onderbouwt het relationele (d.w.z. lichaam-wereld) en contextafhankelijke karakter ervan, de kwalitatieve, ervaringsgerichte en sociaal-culturele vertakkingen ervan, alsook diverse mogelijkheden voor implementatie.

Dit onderzoek schetst ook de rol, het belang en de beperkingen van persoonlijke kennis in de ontwerppraktijk. Interacties tussen persoonlijke en professionele kennis helpen evenwichtige oplossingen te vinden en strategische keuzes te maken, bijvoorbeeld of bepaalde ontwerpkenmerken de moeite en investering waard zijn, dan wel of alternatieven moeten worden overwogen en ontworpen. Ook benadrukken we dat het identificeren van lichamelijke resonanties, en deze interpreteren in architecturale termen, een veelbelovende piste kan zijn om in contact te komen met, of te ontwerpen voor, mensen die misschien aanvoelen als anders dan, of ver weg van, zichzelf.

Dit onderzoek draagt bij aan een verschuiving in perspectief: van het begrijpen van handicap als een persoonlijke tekortkoming als gevolg van een lichamelijke beperking of dominante architecturale ontwerpcultuur die draait om het oplossen van handicap-gerelateerde ‘problemen’, naar het beschouwen van handicap(ervaring) niet als een probleem, maar als een inspiratiebron voor het ontwerp.

Uiteindelijk tonen we hoe architecten met een persoonlijke handicapervaring zich bevinden in een bevoorrechte positie om handicap en architectuurontwerp met elkaar te verzoenen, d.w.z. handicapervaring en -eisen in architectuur te integreren op een inclusieve, coherente, esthetisch waardevolle en poëtische/expressieve manier. Hun praktijken en realisaties bieden een rijke kijk op de vele mogelijkheden om handicapervaring en architectuurontwerp te combineren buiten de vaak eenzijdige associaties die verbonden zijn met regelgeving inzake toegankelijkheid.

Datum:4 okt 2016 →  14 dec 2020
Trefwoorden:Architecture, Inclusive Design, User-Experience
Disciplines:Ingenieurswetenschappen in de architectuur, Architectuur, Interieurarchitectuur, Architecturaal design, Kunststudies en -wetenschappen
Project type:PhD project