< Terug naar vorige pagina

Project

Cochleovestibulaire fragiliteit: het 22q11.2deletie model bij muis en mens

Het 22q11 deletie syndroom (22q11DS) is het meest voorkomende chromosomale microdeletiesyndroom met een incidentie van 1/4000 geboorten. Het wordt gekenmerkt door een grote klinische variabiliteit, met verschillende graden van aangeboren hartproblemen, velofaryngeale insufficiëntie, immuundeficiëntie, leermoeilijkheden en een aanleg voor psychiatrische aandoeningen. Gehoorsverlies wordt frequent vastgesteld, zowel bij de kinderen als op latere leeftijd, en werd meestal toegeschreven aan chronische otitis media ikv tubaire dysfunctie door de malformatie van het verhemelte. Het gehoorsverlies werd dus veelal geacht conductief in aard te zijn. Echter, recent onderzoek door onze studiegroep toonde eveneens een sensorineurale component aan, met indicaties voor vroegtijdige cochleaire schade. Daarnaast stelden we bij de meerderheid van de patiënten ook een dysfunctie van het perifeer evenwicht vast, wat kan bijdragen tot de vertraagde motorische ontwikkeling die bij deze kinderen wordt gezien. Nazicht van de beschikbare CT-beelden van het rotsbeen van deze patiënten bracht hierbij aansluitend dan ook vooral binnenoorafwijkingen aan het licht.

Op basis van deze gegevens stellen we de hypothese van ‘cochleovestibulaire fragiliteit’, verwijzend naar een verhoogde kwestbaarheid van het binnenoor bij patiënten met 22q11DS. Omgevingsfactoren zoals overmatige lawaai-expositie of middenoorinflammatie leiden tot binnenoorschade, sneller dan we zouden verwachten in vergelijking met de doorsnee normale bevolking.

Met dit onderzoeksproject willen we de onderliggende pathofysiologie van de cochleovestibulaire afwijkingen bij deze populatie ontrafelen. We zullen de gestelde hypothese onderzoeken middels klinische studies bij de mens en aanvullend fundamenteel onderzoek in het muizenmodel van 22q11DS. Dit zal ons een uniek inzicht bieden in de multifactoriële pathofysiologie in dit syndroom, en zal de aanpak van otovestibulaire problemen bij deze patiënten bijsturen in de toekomst.  Daarnaast ontwikkelen we zo een waardevolle assessment tool voor otovestibulaire afwijkingen, met een breed toepassingsveld, zowel binnen fenotype-genotype correlatie-onderzoek van andere aangeboren oorproblemen, als binnen experimenteel onderzoek naar mogelijke therapieën voor lawaai-schade en ototoxiciteit. 

Datum:1 okt 2016 →  1 jan 2020
Trefwoorden:Cochleovestibulaire fragiliteit, 22q11.2deletie model, muis, mens
Disciplines:Otorhinolaryngologie, Spraak-, taal- en gehoorwetenschappen
Project type:PhD project