< Terug naar vorige pagina

Project

'Nodebooks'. Het notitieboek als autonoom object in de oeuvres van Roland Barthes, Hélène Cixous en Bracha L. Ettinger

Nodebooks. Het notitieboek en het oneindige schrijven richt zich op de uitzonderlijke capaciteit van het notitieboek om relaties buiten zichzelf te vormen. De vreemde aard van het notitieboek lijkt te zijn dat het niet gedefinieerd wordt door iets wat het is, maar eerder door de effecten van wat het doet. Dit relationele effect wordt hier the nodebook of knoopboek genoemd. Zoals de knoop grijpen notitieboeken naar hun omgeving, brengen ze de dingen samen in het midden en sturen deze weer weg. Dit midden is de relationele omgeving waarbinnen het schrijven zijn bepaling kan overstijgen en voortduren door differentiatie.

Een eerste casus (‘End-less Writing’) gaat over de behandeling van notitieboeken in de pedagogie van creatief schrijven, om het evenement van het komen-tot-schrijven te analyseren. Het notitieboek schuift de objecten en generische codes van het schrijven naar de achtergrond en zet de activiteit op de voorgrond. Het handelt als een middel zonder einde dat eender welke objectivering van het schrijven weer binnentrekt in de schrijfmodaliteit, en het veronderstelde belang van intentionaliteit en van de imperatief om te eindigen overtroeft. Elke gebruikswaarde van notities, geschat in verhouding tot de vooropgestelde of geactualiseerde objecten van het schrijven wordt voortdurend overtroffen door waarden die niet eerder verschijnen dan in de onmiddellijkheid van het schrijven-in-wording. Deze activiteit wordt voorgesteld als doel-loos (‘end-less’): avontuurlijk voorbijgaand aan zowel ‘intentie’ als fatale ‘resolutie.’

De tweede casus (‘Enc(o)re’) bespreekt de notitieboeken van Bracha L. Ettinger om te vragen wat er met notities gebeurt eens ze aan de pagina zijn toevertrouwd. Krabbelen in een notitieboek is een soort schrijven dat al tot expressie kan komen wanneer de taal zich nog niet helemaal van haar termen en objecten heeft verzekerd en daarom is er een inscriptie van een on-betekenend regime voorbij de taal van betekenaars alleen. Op die manier wordt de ‘scriptoriale’ kwetsbaarheid van hoe taal verschijnt met de vorm van het schrijven getraceerd in de inkt: pre-expressieve (Engels: ‘prearticulate’) neigingen blijven in-formatief bewaard in de vorm. Notities maken het potentieel voor wat nog zou kunnen zijn voelbaar, ondanks het feit van inscriptie: enc(o)re (Fr. ‘encre’ (‘inkt’) en ‘encore’ (‘nog, steeds, opnieuw’)). Het perspectief op de affirmatie van het onvoltooide en het gefragmenteerde in hun oneindige potentieel inspireert een esth-ethica van een machteloos schrijven dat geen Laatste Woord neemt.

De derde casus (‘Contenuance’) beschouwt de postuum gepubliceerde rouwnotities van Roland Barthes om te bevragen wat er met notities gebeurd eens ze uitgegeven worden. Een meerderheid van de gepubliceerde notitieboeken verschijnen postuum. Die postume status, zo lijkt het, komt voort uit de contingentie van het overlijden van de maker. En toch, de postume paradox lijkt op een of andere manier altijd al tussen de regels geleefd te hebben: iets getraceerd in inkt, iets geëtst in de Geschiedenis, wordt gauw opgepikt door het doel-loze evenement van het schrijven dat een proces, tijdelijk stilgelegd, weer verder differentieert. Het postume is het oneindige. Het postume is nodaal. Wat bevat is (Fr. ‘contenu’) duurt voort (‘continuance’) door differentiatie (‘nuance’): contenuance. De analyse stelt hier de vraag of het onuitputbare nodale effect van het postume gepreserveerd kan worden en argumenteert dat het publiceren van notitieboeken met postuum respect, het postume moet respecteren.

Dat laatste argument wordt daarna verder uitgewerkt in een voorstel over de manier van notitieboeken uitgeven. De postume onuitputtelijkheid van wat onderbroken werd, bestaat in de differentiaties van een doel-loos schrijven; in het vluchtige knoopwerk van het notitieboek zijn ‘nodebook;’ in de neigingen van het enc(o)re van de inkt. Als de nuance waardoor notities voortduren georiënteerd wordt door de aarzeling en imperfecties van de vorm van het schrijven, dan vragen deze gepreserveerde kwetsbaarheden de aandacht van postume uitgave. De analyse stelt de facsimile voor als een technologie voor een ‘machteloos publiceren’ dat schrijven en Werk, schrijver en Auteur, op een liefdevolle afstand houdt.

Het nodale effect van het notitieboek waardoor schrijven voortduurt terwijl het deelneemt aan relationele processen die erdoor geïnformeerd worden en er toch aan voorbijgaan, wordt in de conclusie van deze studie doorgetrokken tot een theorie van de rouw (‘Real-time Déjà-mû’). De studie bespreekt hoe het leven van de rouwende geaffecteerd wordt door voortdurende ontmoetingen in de overlevende kosmos die zich verspreiden over meerdere modaliteiten van bewegen-voelen als ervaringen van unheimlich déjà-mû (Fr. ‘reeds bewogen’—‘reeds gevoeld’). Deze verschijnen in Real-time: een atemporele paradox waarbij sporen van vroegere gebeurtenissen gedifferentieerd worden in de onmiddellijkheid van de ervaring. Het is omdat singulariteiten immanent in de wereld overleven, voorbij aan de subjecten en objecten waarin ze ooit geactualiseerd waren, dat de rouw een creativiteit kent waardoor ze draaglijk kan worden; waardoor het beroofde leven zich voelbaar kan maken.

Datum:1 okt 2016 →  10 jun 2022
Trefwoorden:Roland Barthes, Notebooks, Bracha Ettinger, Process philosophy
Disciplines:Talen, Literatuurwetenschappen, Theorie en methodologie van de literatuurwetenschappen, Continentale filosofie, Psychoanalyse
Project type:PhD project