< Terug naar vorige pagina

Project

De rol van de Belgische declaratoire vordering bij het nastreven van niet-vergoedende doelstellingen van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht

Eisers steunen in toenemende mate op het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht om andere doelstellingen na te streven dan vergoeding (in natura of bij equivalent) van de schade. De aandacht voor de multifunctionaliteit van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht is de voorbije decennia toegenomen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het voorontwerp van wet houdende invoeging van de bepalingen betreffende buitencontractuele aansprakelijkheid in het nieuw Burgerlijk Wetboek, alsook uit de Belgische rechtsleer en zelfs rechtspraak.

Het eerste deel van het gevoerde onderzoek heeft de niet-vergoedende doelstellingen of functies van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht in kaart gebracht. Het gaat daarbij om preventie en (rechts)handhaving, te onderscheiden van loutere effecten zoals schadespreiding en repressie. Deze niet-vergoedende functies zijn geënt op de primaire, vergoedende functie en kunnen slechts via dat compensatoire kader worden nagestreefd op basis van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht.

Het nastreven van niet-vergoedende doelstellingen via het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht is mogelijk door het gebruik van de flexibiliteit van het domein en zijn concepten zoals het schadebegrip of de notie van vergoeding in natura. Denk in het bijzonder aan schadebeperkings- of schadevoorkomingskosten als autonome schadeposten, of aan de invloed van het voorzorgsbeginsel op de invulling van de toepassingsvoorwaarden voor buitencontractuele aansprakelijkheid. De resulterende verruiming en uitrekking van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht is echter niet onbegrensd. Alle voorwaarden voor buitencontractuele aansprakelijkheid moeten aanwezig zijn en kennen hun grenzen. Zo is een optreden zonder schade of bij slechts eventuele, toekomstige schade uitgesloten en moet het vergoeden van schade worden onderscheiden van het voorkomen ervan. Wat rechtshandhaving betreft, volstaat de loutere rechtsschending niet als schade en moet naast het foutelement steeds ook schade en causaliteit aanwezig zijn.

De vraag rijst naar alternatieve wegen om preventie en (rechts)handhaving na te streven buiten het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht (en zijn beperkingen). In het kader van niet-vergoedende doelstellingen treden twee remedies op de voorgrond: de verklaring voor recht en het rechterlijke bevel of verbod. Zij kunnen als herstel binnen het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht maar eveneens buiten dat compensatoire kader worden nagestreefd. De (vordering tot) verklaring voor recht is naar Belgisch recht onderontwikkeld en verwaarloosd, met enkel een zijdelingse vermelding in artikel 18, tweede lid Ger.W. Niettemin bevat de bepaling veel potentieel. In rechtsvergelijkend perspectief valt op hoe ontwikkeld de (vordering tot) verklaring voor recht in andere rechtsstelsels is.

Het tweede deel van het gevoerde onderzoek bouwt een algemeen kader uit voor de Belgische (vordering tot) verklaring voor recht. Het steunt daarvoor onder meer op een uitvoerige analyse van de Belgische rechtspraak, alsook rechtsvergelijkende inzichten uit het Franse, Nederlandse en Duitse recht. Het algemene kader omvat daarbij zowel preventieve vorderingen (vóór rechtsschending en ter voorkoming ervan) als curatieve vorderingen (na rechtsschending en met het oog op rechtsherstel). Een declaratoire vordering of vordering tot verklaring voor recht is daarbij een vordering die ertoe strekt een bindende verklaring voor recht te verkrijgen door een rechter over het in concreto bestaan of niet-bestaan van een rechtsverhouding, zonder enige veroordeling en los van enige dwangmaatregel vatbaar voor gedwongen tenuitvoerlegging. Een rechtsverhouding is een verhouding die ontstaat door de toepassing van het objectieve recht op een concrete, feitelijke situatie van een rechtssubject en waaruit rechtsgevolgen kunnen voortvloeien voor dat rechtssubject.

Waar de gegrondheid van een declaratoire vordering zal afhangen van het al dan niet bestaan van de rechtsverhouding in kwestie, heeft de analyse geleid tot vier vragen om de ontvankelijkheid van een declaratoire vordering te bepalen in het licht van de processuele belangvereiste:

1) Voert de eiser een geschonden of ernstig bedreigd subjectief recht aan?

2) Is er een rechtsgeschil?

3) Is de nood aan rechtsbescherming groot genoeg?

4) Is de gevorderde verklaring voor recht nuttig?

De proceseconomie vormt geen ontvankelijkheidsvoorwaarde voor de Belgische declaratoire vordering, maar ze kan niettemin doorwerken via procesrechtsmisbruik.

De analyse betreft ook de meerwaarde van de declaratoire vordering die soms afhangt van het soort declaratoire vordering maar op andere punten het onderscheid tussen preventieve en curatieve declaratoire vorderingen overstijgt. Bij de preventieve declaratoire vordering is het precies de preventieve aard die leidt tot preventieve rechtsbescherming en anticipatief optreden, bijvoorbeeld door toe te laten te anticiperen op bewijsmoeilijkheden. De meerwaarde van de curatieve declaratoire vordering berust dan weer op de gebeurde rechtsschending en noodzaak tot rechtsherstel, zodat ze schuilt in de erdoor verleende genoegdoening. Daarbij kan net het nastreven van een zekere specificiteit van het vonnis een meerwaarde vormen, die omwille van haar begrenzing vanuit de vereiste van een persoonlijk en rechtstreeks belang (en hoedanigheid) niet onwenselijk is. Tot slot is gebleken dat de meerwaarde van de declaratoire vordering ook kan bijken uit verschillende punten die voor de declaratoire vordering in het algemeen gelden en voortkomen uit wat een declaratoire vordering net is. Het gaat daarbij om het elimineren van de mogelijk verlammende onzekerheid over een bepaalde rechtsverhouding, in het bijzonder in het licht van de steeds toenemende complexiteit van rechtsverhoudingen, het aldus bijdragen tot rechtszekerheid en het bieden van enige houvast in de omgang met nieuwe rechtsverhoudingen, de potentiële bijdrage aan de rechtsontwikkeling en –handhaving, de onverjaarbaarheid van de declaratoire vordering en haar inpassing in een buitengerechtelijk traject van geschillenbeslechting of –oplossing. Ze kan ook leiden tot enige publieke verantwoording, op voorwaarde dat evenwel aan de vereiste van een persoonlijk en rechtstreeks belang is voldaan om een wildgroei aan actiones populares te vermijden.

Tot slot bevat het gevoerde onderzoek een evaluatie van de meerwaarde van de declaratoire vordering naar Belgisch recht voor het nastreven van de niet-vergoedende doelstellingen van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De meerwaarde hangt daarbij af van vier criteria:

1) de mate waarin eisers beperkt worden in het nastreven van de geïdentificeerde niet-vergoedende doelstellingen, i.e. hoe moeilijk het is om deze doelstellingen na te streven in het licht van de gestrengheid van de voorwaarden;

2) rechtszekerheid, i.e. de toegankelijkheid van het instrument (aansprakelijkheidsvordering of declaratoire vordering) en duidelijkheid wat de toepassing ervan betreft;

3) de mogelijkheid om misbruik tegen te gaan, i.e. de mate waarin het instrument ook gebruikt kan worden voor andere doeleinden dan de geïdentificeerde niet-vergoedende doelstellingen;

4) de mate waarin het instrument het mogelijk maakt om het geding te focussen op de niet-vergoedende doelstelling(en) in kwestie.

De declaratoire vordering komt in grote mate tegemoet aan de beperkingen van het nastreven van de niet-vergoedende doelstellingen via het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Zo berust de declaratoire vordering niet op de aanwezigheid van schade maar wel op een geschonden of ernstig bedreigd subjectief recht, zodat eisers kunnen optreden op basis van de rechtsschending alleen en bij slechts mogelijke toekomstige schade. Wel is de declaratoire vordering uitgesloten in kort geding en resulteert ze niet in een veroordeling, zodat ze losstaat van enige dwangmaatregel vatbaar voor gedwongen tenuitvoerlegging.

De declaratoire vordering bewerkstelligt meer rechtszekerheid. Doordat een geschil vereist is, is misbruik onder de vorm van rechterlijk advies vragen via een verklaring voor recht uitgesloten. Het gebrek aan expliciete verankering van de voorwaarden voor een declaratoire vordering kan evenwel voor onzekerheid zorgen. De tijd is rijp voor de invoering van een algemeen kader voor de declaratoire vordering.

Het eindoordeel is duidelijk: de declaratoire vordering vormt zeker een meerwaarde in het overwinnen van de beperkingen bij het nastreven van de niet-vergoedende doelstellingen via het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Rechtstreeks steunend op het bedreigde of geschonden subjectieve recht bieden de voorwaarden voor de declaratoire vordering in het algemeen meer rechtszekerheid dan een ongebreidelde creatieve invulling en uitrekking van de voorwaarden voor buitencontractuele aansprakelijkheid. In de mate dat het gevaar voor schade of schadeveroorzakend gedrag dan wel de nood tot handhaving van subjectieve rechten voortkomt uit onzekerheid over de rechtsverhouding in kwestie, zorgt de declaratoire vordering voor een sterke focus en meer rechtszekerheid. Tegenover dat alles staat, naast de uitsluiting van declaratoire vorderingen in kort geding, één grote beperking. De declaratoire vordering is beperkt tot de verklaring voor recht zonder enige veroordeling. In de mate dat rechtssubjecten het recht (trachten te) respecteren en rechtsschendingen voortkomen uit onzekerheid (en onenigheid) over de rechtsverhouding in kwestie, hoeft die beperking evenwel niet problematisch te zijn.

Datum:1 sep 2016 →  1 sep 2020
Trefwoorden:Declaratoire vordering, Declaratory action, Vergoeding, Compensation, Preventie, Prevention, Handhaving, Enforcement, Buitencontractuele aansprakelijkheid, Extra-contractual liability law
Disciplines:Rechten
Project type:PhD project