< Terug naar vorige pagina

Project

Interoceptieve categorisatie en symptoomperceptie

Waargenomen lichamelijke sensaties en symptomen komen vaak niet volledig overeen met de fysiologische staat van het lichaam. We stelden de hypothese dat de categorisatie van lichamelijke sensaties (bv. in categorieën van goedaardige sensaties vs. lichamelijke symptomen) kan leiden tot verminderde overeenkomst en in extreme gevallen kan leiden tot de perceptie van somatische symptomen zonder duidelijk aanwijsbare organische oorzaak – of functionele somatische symptomen. Meer specifiek verwachtten we dat een overwicht van affectief-motivationele aspecten van de interoceptieve ervaring (in sommige individuen en contexten) geassocieerd is met een sterkere impact van negatieve categorieën op waargenomen interoceptieve sensaties ten koste van sensorisch-perceptuele verwerking.

            Acht inspiratoire stimuli toenemend in intensiteit met een constante factor werden ingedeeld in twee categorieën (o.b.v. ofwel geleerde of impliciete categorieën). Deelnemers beoordeelden stimuli op intensiteit en onaangenaamheid, en identificeerden stimuli met een categorie-label. We onderzochten of waargenomen (en soms gememoriseerde) verschillen binnen categorieën minder gedetailleerd waren dan tussen categorieën. Daarnaast onderzochten we individuele en contextuele verschillen in dit effect, alsook in de identificatie van sensaties in een gedwongen categorisatietaak.

            Een eerste onderzoeksdoel was om eerder gevonden categorisatie-effecten te repliceren, en te onderzoeken of zij geassocieerd zijn met variabelen waarvan gedacht wordt dat ze gerelateerd zijn aan een sterkere affectief-motivationele verwerking. We onderzochten relaties met (1) negatieve affectiviteit en frequente symptoomrapportage (Hoofdstuk 2), en met de relevantie van categorie-labels voor (2) gezondheid en ziekte, specifiek in individuen die frequent symptomen rapporteren (Hoofdstuk 3), en (3) voor het voorspellen van bedreigende stimuli – dreigingsrelevantie (Hoofdstuk 4). We repliceerden eerdere interoceptieve categorisatie-effecten gedeeltelijk, afhankelijk van het taakontwerp. Categorisatie was voorzichtiger, behoedzamer wanneer categorieën verwezen naar gezondheid en ziekte, en goedaardige sensaties (vs. ziektesymptomen) werden meer gedetailleerd waargenomen. Dreigingsrelevantie van categorieën was – deels – geassocieerd met minder waargenomen detail. Negatieve affectiviteit was geassocieerd met een beter geheugen voor verschillen tussen categorieën, in plaats van verminderde waarneming van sensorisch-perceptuele details binnen categorieën.

In een tweede onderzoekslijn werd onderzocht of interoceptieve categorisatie-effecten sterker waren in patiënten met functionele somatische syndromen (FSS) dan in gezonde individuen. We onderzochten interoceptieve categorisatie in patiënten met functionele dyspneu (Hoofdstuk 5), voor wie ademhalingsstimuli gebruikt in onze studie mogelijk bijzonder relevant zijn. We onderzochten ook een bredere groep van patiënten met FSS (fibromyalgie (FM) en/of chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS); Hoofdstuk 6), om algemenere interoceptieve afwijkingen in FSS te onderzoeken. Interoceptieve sensaties werden retrospectief minder accuraat geïdentificeerd door patiënten met functionele dyspneu, maar niet met FM en/of CVS, in vergelijking met gezonde personen. Beide patiëntengroepen vertoonden moeilijkheden in het leren van nieuwe interoceptieve categorieën, maar geen neiging tot misidentificeren, noch minder gedetailleerde waarneming van lichamelijke sensaties.

Onze bevindingen indiceren veranderingen in interoceptie die gedreven wordt door categorieën, en suggereren categorisatie dus als mogelijk mechanisme in verminderde overeenkomst tussen waargenomen interoceptieve sensaties en perifere fysiologie. Daarnaast suggereren ze dat informatieverzameling kan verschillen tussen en binnen personen, afhankelijk van contextuele factoren en doelen. Ten laatste wijzen onze bevindingen op moeilijkheden in (nieuw) leren over de toestand van het lichaam in patiënten met FSS, mogelijk door rigide bestaande interoceptieve categorieën die interoceptieve accuraatheid verlagen in traditionele interoceptietaken.

Datum:1 okt 2015 →  2 sep 2020
Trefwoorden:Interoception, Categorization, Anxiety
Disciplines:Biologische en fysiologische psychologie, Algemene psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project