< Terug naar vorige pagina

Project

Optellen of vermenigvuldigen? Een onderzoek naar kinderen hun voorkeur voor additieve of multiplicatieve relaties

Multiplicatief redeneren is niet enkel alomtegenwoordig in dagelijkse situaties, het speelt ook een cruciale rol in het leren van geavanceerde onderwerpen in wiskunde en andere domeinen (Lamon, 1993; Lamon & Lesh, 1992; Lesh, Post, & Behr, 1988; Vergnaud, 1988). Daarom werd multiplicatief redeneren al vaak onderzocht. Het wordt echter niet gemakkelijk verworven. Talrijke studies toonden aan dat jonge kinderen onterecht additief redeneren in multiplicatieve vraagstukken (Kaput & West, 1994; Karplus, Pulos, & Stage, 1983; Noelting, 1980; Resnick & Singer, 1993). De omgekeerde fout, namelijk onterecht multiplicatief redeneren in additieve vraagtukken, werd ook gevonden, maar dan eerder bij oudere kinderen (Van Dooren, De Bock, Hessels, Janssens, & Verschaffel, 2005; Van Dooren, De Bock, & Verschaffel, 2010). Traditioneel worden beide fouten verklaard in termen van ontbrekende vaardigheden om de nodige berekeningen te maken en om het onderscheid te maken tussen additieve en multiplicatieve modellen die onderliggend zijn aan vraagstukken. Deze verklaringen puur in termen van ontbrekende berekenings- en onderscheidingvaardigheden lijken echter niet te volstaan. Kinderen kunnen deze twee vaardigheden namelijk al verworven hebben, maar nog steeds deze fouten maken. Dit proefschrift heeft als algemeen doel om een nieuw licht te werpen op de ontwikkeling van het additief en multiplicatief redeneren bij kinderen, door hun voorkeur voor additieve of multiplicatieve relaties te onderzoeken als een bijkomende verklaring voor hun foutief oplossingsgedrag in vraagstukken. Deze dissertatie bestaat uit twee onderzoekslijnen.

Een eerste onderzoekslijn, die de studies van Hoofdstukken 1 tot 4 omvat, toonde het bestaan aan van een subjectkenmerk dat als een voorkeur voor additive of multiplicatieve relaties op te vatten is, aan de hand van diverse taken die open zijn voor additieve en multiplicatieve relaties. Deze onderzoekslijn bracht ook inzicht in de ontwikkeling van deze relationele voorkeuren doorheen de lagere school, en legde enkele taakkenmerken (vb. open vs. additieve vs. multiplicatieve taak, continue vs. discrete hoeveelheden, integere vs. niet-integere ratio’s tussen getallen) en subjectkenmerken (vb. berekeningsvaardigheid) bloot die een impact hebben op de voorkeur van kinderen.

In een tweede onderzoekslijn toonden we het belang aan van de relationele voorkeur van kinderen (Hoofdstuk 5) en verrichten we een bijkomende exploratie van de aard ervan (Hoofdstuk 6). In verband met het belang brachten we evidentie aan voor de unieke verklarende rol van deze voorkeur van kinderen in hun foutieve oplossingen van vraagstukken, voor kinderen die de nodige berekenings- en onderscheidingsvaardigheden hadden verworven. De bijkomende exploraties van de aard van de voorkeur betroffen (1) de vastberadenheid van de voorkeur, dat is de mate waarin kinderen volhardend vasthouden aan hun voorkeur na confrontatie met alternatieve antwoorden in open taken, en (2) de bewustheid van de voorkeur, dat is de mate waarin hun voorkeursantwoord weloverwogen werd gegeven.

Datum:16 sep 2013 →  8 mei 2019
Trefwoorden:Multiplicative reasoning, Additive reasoning, Psychology of mathematics education, Mathematical development, Mathematics education
Disciplines:Onderwijscurriculum, Onderwijssystemen, Algemene pedagogische en onderwijswetenschappen, Specialistische studies in het onderwijs, Andere pedagogische en onderwijswetenschappen, Biologische en fysiologische psychologie, Algemene psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project