Heropleving van het plantain fokprogramma bij IITA in Nigeria.

IITA begon met een plantain breedlog programma dat tot nu toe alleen Franse plantains gebruikt, aangezien deze plantains levensvatbare nakomelingen produceren en False Horn plantains niet (Swennen en Vuylsteke, 1993). consumenten hebben echter de voorkeur voor False Horn Plantains variëteiten, mogelijk omdat hun zetmeel anders is (Eggleston, Swennen en Akoni, 1992). False Horn Plantains vruchten verschillen ook in rijping met Franse plantains (Swennen en Vuylsteke, 1987). De op dit moment geproduceerde high-yielding Black Sigatoka resistant plantains afkomstig uit Franse plantain hebben een lagere houdbaarheid. In het licht van deze zorgen en overwegingen heeft het plantain fokprogramma van IITA een beter begrip van plantain fruit fysiologie nodig en toegang tot nieuwe gereedschappen die de vroege selectie mogelijk maken. Hoewel plantains genetisch zeer vergelijkbaar zijn (Montcel et al., 1983, Swennen en Vuylsteke.1987, Swennen 1990, Crouch et al. 2000, De Langhe et al., 2005), zijn er verschillende fenotypische verschillen zoals hierboven beschreven. Om inzicht te krijgen in die genotype specifieke divertenties, stellen wij voor om, met een unieke aanpak, het fruitfenotype met de weefselontwikkeling te koppelen. We beginnen met de ontwikkelende fruitfenotypen, waarbij concrete metaboliet- en enzymactiviteitsmetingen zullen wijzen op cruciale tijdspunten om een hoog doorstroomweefsel analyse te verrichten. De eiwitten/enzymen zijn cruciaal bij het bepalen van het uiteindelijke fenotype. Daarom is proteomics het cruciale instrument om fruitontwikkeling te begrijpen en de genotype specifieke reacties te identificeren.