< Terug naar vorige pagina

Project

De Siciliaanse maffia in de literatuur: de intermedialiteit van Verga en Sciascia

De centrale onderzoeksvraag van dit proefschrift richt zich op de manieren waarop de Siciliaanse maffia werd voorgesteld gedurende de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Vertrekkende vanuit een intermediale invalshoek bekijkt men in dit onderzoek hoe het thema verder werd ontwikkeld in de literatuurwetenschap, met een precieze focus op de Italiaanse literatuur en, in het bijzonder, op het literaire werk van auteur Leonardo Sciascia. Het onderzoek tracht een vergelijking op te zetten tussen de literaire parameters in Sciascia’s romans enerzijds en een aantal films die het criminele fenomeen “maffia” behandelen anderzijds. In die zin is een van de hoofddoelstellingen van dit proefschrift aan te tonen hoe de wederzijdse convergentie van deze twee talen (woord en beeld) de specifieke representatie van Siciliaanse maffia op een relevante manier kan tekenen.

Het proefschrift is als volgt gestructureerd. Het eerste hoofdstuk reconstrueert de manier waarop het onderwerp werd behandeld in de Italiaanse/Siciliaanse literatuur van de negentiende eeuw tot op heden. Bovendien concentreert hetzelfde hoofdstuk zich ook op het detectiveverhaal en de evolutie van dit bijzondere genre in Italië. In dit gedeelte wordt rekening gehouden met de invloed van Engelse en Amerikaanse detectiveverhalen, met bijzondere aandacht voor specifieke sociale veranderingen aan het eind van de eerste helft van de 20ste eeuw. Verder is de representatie van het maffiathema gerelateerd aan het fundamentele debat tussen fictie en non-fictie. In het laatste deel van dit eerste hoofdstuk wordt er rekening gehouden met het documentaire aspect in maffiafictie enerzijds en maffia als een literair genre anderzijds.

Hoofdstuk twee schetst de methodologische aanpak waarop dit onderzoek gebaseerd is. Na het overwegen van specifieke intermedialiteitstheoriën (en hun toepassingen) verplaatst de onderzoeksfocus zich geleidelijk naar de convergenties tussen schrijven en filmen. Dit gedeelte behandelt in het bijzonder de dimensies van tijd en ruimte, die fundamenteel zijn in de vergelijking van beide talen. Bovendien wordt in dit hoofdstuk het concept van “chronotoop” geïntroduceerd, een theoretisch instrument dat aan de basis ligt van de analyse en de vergelijking van het roman-en filmcorpus.

In het derde hoofdstuk wordt Sciascia’s relatie met de filmindustrie vanuit verschillende perspectieven beschouwd: zijn specifieke idee van “zien” door beelden, zijn samenwerking met filmproducties en zijn opmerkingen op verschillende filmadaptaties van zijn romans. Het tweede deel van dit hoofdstuk analyseert verschillende primaire teksten (artikelen, voordrachten, korte essays) waarin hij het maffiafenomeen omschrijft. In dit gedeelte wordt er getracht om Sciascia’s specifieke visie van de Siciliaanse maffia te definiëren alsook om een dominante chronotoop te schetsen, gebaseerd op zijn ideeën. Het is daarom belangrijk om rekening te houden met de verschillende historische en sociale theorieën die Sciascia in zijn geschriften noemt. In dit opzicht wordt de “maffia als vereniging” het belangrijkste motief dat in aanmerking komt om Sciascia’s twee romans te analyseren in hoofdstuk vier.

In hoofdstukken vier en vijf wordt het theoretische concept van “chronotoop” toegepast op twee soorten van teksten. Het vierde hoofdstuk concentreert zich op de analyse van twee romans Il giorno della civetta (1961) en Il contesto (1971). Hoofdstuk vijf richt de focus op de filmanalyses zelf, waarbij twee filmadaptaties van Sciascia’s romans onder de loep worden genomen: Il giorno della civetta (1968) van Damiano Damiani en Cadaveri eccellenti (1976) van Francesco Rosi. Het bestuderen van configuraties zoals tijd en ruimte zorgen voor nieuwe inzichten die specifieke filmvertellingen verbinden met romanvertellingen. Dergelijke vertellingen kunnen met elkaar in relatie worden gebracht aan de hand van wat hier als dominante chronotoop naar voren is gekomen, m.n. “maffia als vereniging”.

Hoofdstuk zes analyseert Gianfranco Mingozzi’s documentaire Con il cuore fermo, Sicilia (1965). Een nauwe dialoog tussen de filmische/fotografische afbeeldingen en Sciascia’s geschreven tekst configureert in dit geval de specifieke representatie van maffia, zoals gedefinieerd door de Siciliaanse schrijver.

Het werk van Sciascia vertegenwoordigt een fundamentele stap in de weergave van een complex fenomeen zoals dat van de Siciliaanse maffia, in het bijzonder dankzij de scherpzinnige bekwaamheid om te documenteren door middel van fictie. Deze studie onderstreept hoe deze specificiteit zijn expressie vindt door middel van relevante en significante “intermediale” elementen die betrekking hebben op fundamentele aspecten inzake de weergave van het fenomeen “maffia”; een weergave die rekening houdt met de complexiteit van de realiteit, en die niet enkel gericht is op het corresponderende literaire genre.

Datum:1 okt 2012 →  3 nov 2017
Trefwoorden:mafia, Sciascia, intermediality
Disciplines:Talen, Literatuurwetenschappen, Theorie en methodologie van de talenstudies, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Theorie en methodologie van de literatuurwetenschappen, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen
Project type:PhD project