< Terug naar vorige pagina

Project

Context, intergroepsdreigingen en contact als determinanten van vooroordelen ten opzichte van immigranten

In hedendaagse Westerse multi-etnische samenlevingen zijn vooroordelen over immigranten wijdverspreid. Die vooroordelen zijn in het merendeel van de empirische studies onderzocht vanuit het individuele perspectief of het contextuele perspectief, en daarnaast dikwijls vanuit één discipline. In mijn proefschrift benader ik vooroordelen over immigranten zowel interdisciplinair als multimethodisch om te onderzoeken hoe (percepties van) de sociale omgeving bijdragen aan intergroepsdreiging en -contact dat vervolgens een invloed heeft op vooroordelen over immigranten. Aan deze onderzoeksvraag zijn twee onderzoeksdoelstellinge gekoppeld. Het eerste onderzoeksdoel is om na te gaan of er in verschillende situaties symbolische en realistische intergroepsdreigingen zijn die leiden tot vooroordelen over immigranten. Het tweede onderzoeksdoel is om een uitgebreid overzicht te geven van hoe de sociale omgeving van invloed is op de effecten van zowel direct persoonlijk als indirect parasociaal contact op vooroordelen over immigranten.

Het eerste onderzoeksdoel werd uitgevoerd in hoofdstukken 2, 3 en tot op zekere hoogte 4. In hoofdstuk 2 werd intergroepsdreiging gemodelleerd door intergroep culturele verschillen en intragroepsstatus in twee experimenten in Vlaanderen en Nederland. Door het manipuleren van intragroepsstatus werd aangetoond dat percepties van intergroepsdreiging worden beïnvloed door een groepslid zijn/haar plaats in de statushiërarchie van zijn/haar groep. Uit de resultaten bleek dat in de hoge status conditie, de belangen van de groep (d.w.z. een realistische groepsdreiging) en culturele waarden (een symbolische groepsdreiging) belangrijker werden dan economisch zelfbelang (een realistische individuele dreiging). Omgekeerd werd gevonden dat in de lage status conditie, de realistische individuele dreiging gepaard met symbolische dreiging belangrijker waren dan realistische groepsdreiging. Hieruit blijkt dat intergroepsdreigingen geen onafhankelijke fenomenen zijn, maar juist naast elkaar kunnen bestaan afhankelijk van de context.

In hoofdstuk 3 werd de rol van de massamedia onderzocht om de perceptuele en contextafhankelijke aard van intergroepsdreiging verder te begrijpen. Hoofdstuk 3 bevat een gedetailleerd onderzoek naar bedreigende signalen in het Vlaams televisienieuws over Noord-Afrikaanse immigranten en hoe deze signalen invloed hebben op intergroepsdreigingen en vooroordelen. Een inhoudsanalyse van elf jaar televisienieuws (2003-2013) onthulde dat bedreigende signalen wijdverspreid waren in nieuws over Noord-Afrikaanse immigranten. Vooral culturele en veiligheidsproblemen werden vaak getoond evenals de combinatie van deze twee problemen. Op grond van de inhoudsanalyse werd een experiment opgesteld om de impact van deze negatieve televisienieuwsbeelden te onderzoeken op intergroepsdreigingen en vooroordelen over Noord-Afrikaanse immigranten. Het bleek dat negatieve nieuwsberichten op het gebied van culturele en veiligheidsproblemen respectievelijk symbolische dreiging en realistische dreiging op het gebied van veiligheid verhoogden, terwijl economische problemen geen effect hadden. Een negatief nieuwsbericht met een combinatie van culturele, economische en veiligheidsproblemen versterkte alleen realistische dreiging op het gebied van veiligheid. Deze resultaten laten zien dat met name de problemen die herhaaldelijk in het nieuws waren een invloed hadden op intergroepsdreigingen.

Het tweede onderzoeksdoel werd onderzocht in de hoofdstukken 4, 5 en 6. In hoofdstuk 4 is een experiment uitgevoerd waarbij de toon in televisienieuws over Noord-Afrikaanse immigranten werd gemanipuleerd om te onderzoeken hoe negatief en positief parasociaal contact invloed had op intergroepsdreigingen en vooroordelen. Uit de resultaten blijkt dat blootstelling aan een nieuwsbericht met een negatieve toon een grotere directe impact had op dreigingen en vooroordelen ten opzichte van Noord-Afrikaanse immigranten die in het nieuwsbericht werden afgebeeld, terwijl een nieuwsbericht met een positieve toon een secundair overdrachtseffect had voor meer positieve houdingen ten opzichte van immigrantengroepen die niet waren afgebeeld in het nieuwsbericht, in dit geval immigranten uit Oost Europa, Sub-Sahara Afrika en het Midden Oosten. In andere woorden, negatief parasociaal contact verdiepte vooroordelen ten opzichte van de groep die in het nieuwsbericht werd afgebeeld, terwijl positief parasociaal contact een breder positief effect had voor houdingen ten opzichte van immigrantengroepen die niet in het nieuwsbericht waren afgebeeld.

In hoofdstuk 5 werd de rol van algemeen vertrouwen onderzocht voor de relatie tussen direct persoonlijk contact en anti-immigrantensentimenten. Een cross-nationale multilevelanalyse met inbegrip van niveaus van etnische diversiteit, algemeen vertrouwen en cross-groep vriendschap werd uitgevoerd over 21 Europese samenlevingen. Uit de resultaten bleek dat er geen positief verband is tussen etnische diversiteit en vooroordelen over immigranten, zoals voorspeld door Putnam's controversiële constricttheorie. Bovendien bestaat de negatieve relatie tussen cross-groepsvriendschappen en vooroordelen over immigranten onafhankelijk van de ontwikkeling van algemeen vertrouwen. Dit suggereert dat mensen lager in algemeen vertrouwen hun negatieve intergroepservaringen kunnen generaliseren tot een algemene negatieve houding, zoals het geval is bij vooroordelen, terwijl mensen hoog in algemeen vertrouwen deze generalisatie niet maken.

In hoofdstuk 6 werd de rol van multi-etnische omgevingen verder onderzocht in de etnisch diverse steden Atlanta en Philadelphia in de Verenigde Staten. Secundaire overdrachtseffecten werden onderzocht voor relaties tussen in Amerika geboren blanke en zwarte groepen en de effecten daarvan voor hun verwelkoming van Zuid-Aziatische Indiase immigranten en Mexicaanse immigranten. Voor blanke mensen werd geconstateerd dat meer frequent contact met zwarte mensen een grotere receptiviteit voor zowel Mexicaanse als Zuid-Aziatische Indiase immigranten voorspelde, terwijl voor zwarte mensen meer frequent contact met blanken alleen een grotere receptiviteit voor Mexicaanse immigranten voorspelde. Intergroepscontact in multi-etnische omgevingen is dus zelfs effectief tegen vooroordelen over immigrantengroepen die niet aanwezig waren in de contactsituatie.

Samengevat toont dit proefschrift aan dat er niet één constante onderliggende intergroepsdreiging bestaat die vooroordelen over immigranten veroorzaakt, maar er eerder een wisselwerking tussen bedreigingen bestaat, afhankelijk van (percepties van) de sociale omgeving waarin deze intergroepsprocessen plaatsvinden. Intergroepsdreigingen die leiden tot vooroordelen over immigranten kunnen echter worden verminderd door zowel intergroepsparasociaal en persoonlijk contact dat zich zelfs uitstrekt tot immigrantengroepen die niet in de oorspronkelijke contactsituatie zijn opgenomen. Uit deze bevindingen blijkt dat dreiging- en contacteffecten niet bestaan in een sociaal vacuüm. In plaats daarvan zijn intergroepsdreigingen afhankelijk van de context en hebben intergroepscontacten in multi-etnische samenlevingen een breder bereik dan voorheen werd aangenomen.

Datum:11 jan 2013 →  23 mei 2017
Trefwoorden:political psychology, trust, intergroup threat, intergroup contact, prejudice toward immigrants
Disciplines:Andere economie en bedrijfskunde, Burgerschap, immigratie en politieke ongelijkheid, Internationale en vergelijkende politiek, Multilevel governance, Nationale politiek, Politiek gedrag, Politieke organisaties en instellingen, Politieke theorie en methodologie, Openbaar bestuur, Andere politieke wetenschappen
Project type:PhD project