< Terug naar vorige pagina

Project

Rol van de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF)-isovormen in pathologische retinale angiogenese en neurogenese.

Glaucoom is een chronische progressieve neuropathie van de oogzenuw diegepaard gaat met gezichtsvelduitval. Momenteel is oogdruk verlaging de belangrijkste pijler in de behandeling van glaucoom. De meest efficiëntedrukverlagende behandeling is filtrerende chirurgie (trabeculectomie), maar in 30% van de gevallen sluit het aangelegde kanaal door excessieve wondheling, en faalt de chirurgie. Daarom blijft het noodzakelijk om de chirurgische techniek te verfijnen en bijkomende anti-fibrotische strategieën te ontwikkelen om zo de chirurgie te verbeteren en filtratie falente voorkomen.
Het eerste project van deze thesis richt zich op de optimalisatie van de chirurgische techniek en de ontwikkeling van bijkomende strategieën ter bestrijding van de postoperatieve wondheling in een poging om het chirurgisch resultaat te verbeteren. Dit project bestaat uit de volgende drie studies die hieronder besproken zullen worden.

In de eerste prospectieve gerandomiseerde studie werden twee verschillende trabeculectomie technieken met elkaar vergeleken. Eén oog van elke patiënt werd willekeurig toegewezen aan een trabeculectomie met een voorkamerinfuus en een combinatie van 2 verstelbare en 2 verwijderbare hechtingen (techniek 1), terwijl het andere oog een trabeculectomie met een viscoelasticum en 2 verwijderbare hechtingen (techniek 2) onderging. De rest van de operatie verliep vergelijkbaar in beide ogen. Er was geen significant verschil in oogdruk daling, in de frequentie van postoperatieve complicaties en interventies, noch in het gebruik van het aantal geneesmiddelen in beide technieken. We konden hieruit concluderen dat, hoewel het gebruik van een voorkamer infuus mogelijks een bijkomende veiligheid biedt in risico-ogen, in de meeste gevallen de klassieke en snellere techniek 2 uitstekende resultaten oplevert indien die uitgevoerd wordt door een ervaren chirurg. In de daarop volgende studies werd dan ook techniek 2 verder gebruikt. 

In de tweede studie werd microplasmine, een verkorte vorm van het menselijke plasmine, getest als een anti-fibrotisch geneesmiddel in een konijnenmodel voor filtratie chirurgie. Deproefprojecten toonden veelbelovende resultaten. Er was een trend gedurende de eerste week dat het gebruik van eenmalige voorkamer injectie hetfiltratieblaasje vergrootte, maar de combinatie van een voorkamer injectie en oogdruppels (4x/dag) was noodzakelijk om zowel het filtratieblaasje te vergroten als ook om de overleving te verbeteren. Daarom, in een poging om microplasmine verlengd toe te dienen, werd het toegevoegd aan een poloxameer en hydroxypropylmethylcellulose (HPMC) gel. De ontwikkeldegel formuleringen waren niet in staat om het resultaat na trabeculectomie te verbeteren, ondanks het feit dat de activiteit van microplasmine ten minste 24 uur duurde. Opvallend, poloxamer 17% (m/m) gel alleen kon het filtratieblaasje vergroten en als ook de overleving verbeteren. Waarschijnlijk was dit te wijten aan een mechanisch effect van de gel op de het fitratieblaasje. Verdere optimalisatie van verlengde toediening van microplasmine, vermoedelijk gedurende enkele weken, is noodzakelijk.
In het laatste deel van het chirurgisch project, werd er een translationeel onderzoek uitgevoerd op basis van gunstige resultaten van bevacizumabop de preventie van fibrose verkregen in eerdere in vitro en in vivo studies. In een prospectieve gerandomiseerde, dubbelblinde en placebo-gecontroleerde studie, werd de invloed van een voorkamerinjectie van bevacizumab (1.25mg/ml; Avastin®) op het eind van de trabeculectomie nagekeken op basis van klinische resultaten in patiënten met primair open hoek glaucoom of normotensief glaucoom. Een eenmalige toediening van bevacizumabop het einde van de operatie was geassocieerd met een verhoogd absoluutslaagpercentage, een verminderde behoefte aan postoperatieve interventies om de streefdruk te behalen, en een diffuus, minder gevasculariseerd filtratieblaasje.

Ondanks een goede oogdruk verlaging blijven sommige glaucoom patiënten achteruitgang vertonen. Inderdaad, naast een verhoogde oogdruk, zijn er andere risicofactoren, gerelateerd aan ischemie,die een rol spelen in de pathogenese van glaucoom. Momenteel, is er heel weinig bekend over de metabole veranderingen in het netvlies van glaucoompatiënten, aangezien er alleen surrogaat metingen van metabolisme beschikbaar waren tot voor kort. Het tweede deel van deze thesis richt zichop de verandering van het zuurstof metabolisme in het netvlies van glaucoom patiënten gemeten op een niet invasieve manier. Deze innovatieve techniek kan ons meer inzichten geven in de vasculaire aspecten van glaucoom.

Tijdens de eerste fase van dit project werd het protocol en de analyse op punt gesteld in samenwerking met de groep van Professor Stefánson (Reykjavik, IJsland), die deze techniek ontwikkelde. De kwaliteitvan de zuurstof saturatie fotos werd verbeterd door de toevoeging van phenylephrine 5% aan tropicamide 0.5% voor pupildilatatie. Deze medicatie had geen invloed op de zuurstof saturatie waardes of de diameter van de retinale bloedvaten in onze glaucoom patiënten.

In de tweede fase werden de zuurstof saturatie metingen vergeleken tussen glaucoom patiënten en gezonde personen en tussen de verschillende groepen van glaucoom. De zuurstof saturatie metingen waren vergelijkbaar tussen patiënten met enerzijds hoge druk en anderzijds normotensief glaucoom. Gezonde personen hadden een groter zuurstofverbruik in vergelijking met glaucoom patiënten. Dit zou kunnen gerelateerd zijn aan weefsel atrofie in glaucoom. 

In de derde fase werd gekeken naar de associatie tussen zuurstof saturatie in glaucoom patiënten en structurele veranderingen van de oogzenuw, zenuwvezellaag, en gezichtsvelduitval. Ernstige glaucoom schade was geassocieerd met een verhoogde zuurstof saturatie in de venulenen een gedaald verschil in arterioveneuze zuurstof saturatie. Deze gegevens bevestigden dat in ogen met ernstig glaucoom het zuurstofverbruik gedaald was omwille van weefselverlies. 

Samengevat, twee verschillende chirurgische technieken werden vergeleken en de techniek met het viscoelasticum en 2 verwijderbare hechtingen werd gekozen voor verder gebruik. Twee anti-fibrotische strategieën werden geëvalueerd. Microplasmine zag er veelbelovend uit in de proefprojecten, maar de ontwikkeling voor verlengde toediening moet nog verder geoptimaliseerd worden. Verder bleek dat een voorkamerinjectie van bevacizumab op het einde van de operatie de uitkomst verbeterde. Tenslotte was de zuurstof saturatie verschillend tussen gezonde personen en glaucoom patiënten, en toonden onze gegevens aan dat het zuurstofverbruik verlaagd was in glaucoompatiënten als gevolg van weefsel verlies. 
Datum:1 okt 2008 →  30 sep 2012
Trefwoorden:Angiogenese, Neurogenese
Disciplines:Oftalmologie en optometrie
Project type:PhD project