< Terug naar vorige pagina

Project

Artistieke verbeelding en inpassing in de kunstwereld in het begin van de 21e eeuw. Taboe, neutralisatie en realisatie.

In dit proefschrift onderzoek ik hoe als schrijver en curator om te  gaan met de verbeelding die aanwezig is in sommige hedendaagse kunst, zonder trachten afbreuk te doen aan de kwaliteit van een artistiekonderzoek, maar deze vanuit de verbeelde(nde) afstelling in te zetten, aangezien vanuit dat punt tijd en ruimte en vorm en betekenis wordt gecreëerd. Wat vaak wordt geïnterpreteerd als mentaal of cognitieve reflectie dan wel 'speculatie' kan evengoed worden gedacht als verbeelding die omgaat met een artistiek onderzoek van (ir)realiteiten en dit op verschillende niveaus. Verbeelding is niet mediumspecifiek, maar valt blijkbaar (nog steeds) makkelijker te realiseren in een  constellatiekunst dan in architectuur of in een schilderij. Verbeelding inbeeld is geen representatie van een dagdroom, noch de illustratie van een fantasie en betreft ook niet het verlenen van een animisme aan een object. Er kan evengoed niet op een mimetische wijze mee worden omgegaan, omdat de transformatie naar een (re)presentatie, een metafoor, een thema, format of een symbool deze neutralisaleert. Verbeelding is veeleer iets dat gerealiseerd is op het niveau van het beeld, maar zich uitsluitendals suggestief voorstel in een voorstelling kan tonen, omdat in dat geval (tot op heden althans) het artistiek verschil met een artistiek onderzoek van (ir)realiteiten als een verspringing en verschuiving kan wordenervaren en eventueel na verloop van tijd kan worden gedacht. Dit betekent echter niet dat een artistiek onderzoek met een surplus van verbeelding bang zou zijn om in architecturale zin plaats in te nemen bijvoorbeeld, maar dat de uitnodiging door een in-stelling cruciaal is, opdat de kunstenaar zijn/haar artistiek onderzoek daadwerkelijk 'verbeeldend' kan afstellen. Zelfs als die tijdelijke plaatsing in het atelier eventueel al is voorbereid geweest, dient deze zelfs af nog worden afgesteld. Verbeelding kan worden waargenomen door een kijker/luisteraar,maar kan door hem/haar ook worden geprojecteerd op wat het niet is. Ditmoet echter niet worden gelijkgeschakeld met een schijnbaar formalisme dat zich zelfs pseudo-steriel op een humoristische wijze kan gedragen,ook omdat verbeelding nog steeds vaak in de positie van vuilbak of inspiratiebron wordt geplaatst en dit zowel in de canon als de marge. Verbeelding is niet moralistisch, noch spiritueel. Verbeelding structureert some-things and no-things op een verspringende en verschuivende wijze,opdat een vernieuwende dimensie waarneembaar wordt binnen en vanuit eenartistiek onderzoek. Verbeelding creëert verbeeldende tijd en ruimte die zowel in dialoog gaat met de locatie en een periode, als met het eigengedaan artistiek onderzoek van bepaalde dan wel minder specifieke (ir)realiteiten. Een artistiek onderzoek en een suggestief voorstel zijn verstrengeld op het niveau van het beeld, maar kunnen als een verbeeldend beeld worden waargenomen. Doorheen mijn onderzoek van het werk van kunstenaars zoals Bracha L.Ettinger, Peter Buggenhout, Joëlle Tuerlinckx, Adriaan Verwée, Paul Hendrikse, Julia Spínola en anderen, en doorheen mijn eigen curatorieel onderzoek, met onder andere de tentoonstellingen Gorge(l) (KMSKA, 2006) en Time Space Poker Face (Be-Part, 2013) en doorheen mijn praktijk als schrijver, onderzoek ik hoe artistiek onderzoek en verbeelding in hedendaagse kunst functioneren. Met name als een valse dubbeldie wordt verschoven op het niveau van het beeld en die langs een (gesloten) constellatie openend of vernieuwend ingang vindt via een methode die gelijkt op de 'écriture automatique' of erbij aanleunt. Anders gesteld, wat normaal wordt gesplitst of hybride gemaakt, gebeurt hierbinnen de constellatie zelf zonder dat het hier een herstelling betreft. Op versimpelde wijze zou kunnen worden gesteld dat langs  deene kant het artistiek onderzoek wordt ingeschakeld, en aan de andere kant de verbeelding wordt getriggerd en tijd- en plaatsvindt. Deze 'grensverbinding-in-verschillend maken', een concept dat ik ontleen aan Bracha L. Ettinger en dat in deze context in een andere  
omgeving en tijd wordt uitgetest en ingezet, noem ik bi-modernistisch, of bi-seksueel op een ander niveau. Ik beargumenteer onder andere dat er blijkbaar nooit een modernisme geweest is, tenzij in bepaalde kunst, wat de verhouding met postmodernisme of re- modernisme problematiseert. Een (levens)stijl, een denkbeeld, een architecturale constructie of een versnelling van media/technologie kan met andere woorden vaak dichter bij de natuur liggen dan bij een modernisme. Uit mn onderzoek blijkt dat dit komt omdat men de stap van bimodernisme overslaat, die overigens nietin een manifest of wetenschappelijk verslag kan worden gegoten, tenzij suggestief, omdat de mensheid blijkbaar de neiging niet of moeilijk kan onderdrukken om dit (letterlijk) na te volgen of er zich tegen te verzetten, maar een inversie is nog geen subversie. De verbeelding én omgang met de verbeelding verlegt de sadomasochistische reflex in/van een mens en zijn/haar manier om om te gaan met subjecten, objecten en dingen enigszins verlegt, opdat een ander spel ingang vindt, met name dat van bimodernisme. Vanaf het moment dat ze subliem wordt, is er (mentaal) gedood, vanaf het moment dat ze schoon of lelijk wordt, is met iets niet omgegaan. Het kan wel zijn dat de verbeelding voor sommigen schoon of lelijk wordt ervaren, dan wel subliem of bedreigend, maar een perceptie valt niet samen met het kunstwerk. Aangezien dit zeer moeilijk te onderzoekenvalt dienen de groepstentoonstellingen die ik als curator concipieer ofde teksten die ik schrijf in dialoog met kunst in een dubbele richting te worden waargenomen of gelezen: enerzijds als een omgang met artistieke verbeelding in hedendaagse kunst, die op zichzelf al omgaat met verschillende (ir)realiteiten op verschillende niveaus en anderzijds als een omgang met bepaalde werelden die deze verbeelding niet of nauwelijks kunnen/willen incorporeren of ermee willen omgaan, waardoor verbeelding als een omgang met (ir)realiteiten wel eens in de positie(loosheid) van messias wordt geplaatst, die ofwel in het verleden, ofwel in de toekomst wordt ondergebracht. De kwestie lijkt dan ook aan de kant van de verbeelding, hoe aan de agressie tegen het verbeeld(end) beeld, hoe materieel ofimmaterieel dit beeld dan ook mag zijn, te ontsnappen, en daar treedt de verbeelding opnieuw in werking. Verbeelding valt dus ook te begrijpen als een overlevingsstrategie die wel degelijk in en door een cultuur kanworden onder druk gezet of zelfs uitgeschakeld, en dit wel eens vaker met alle gevolgen vandien als dat massaal gebeurt. 'Verbeelding' kansoms in een vergelijkbare positieloosheid komen te staan, dit zowel in de marges als in de centra, zoals bijvoorbeeld minderheidsgroepen, die worden aangezet om een identiteit te ontwikkelen of worden geconstrueerd als hebbende een 'duidelijke identiteit', waardoor in
dit geval,de verbeelding eerder als buffer wordt geïnstalleerd om zowel als inspiratiebron, verkenner (van een zogenaamd 'gevaarlijk' gebied) dan als vuilbak te worden aangewend. Dit betekent daarom niet dat dit steeds rechtstreeks invloed heeft op een opgenomen worden als kunstenaar in een 'canon' of niet, dat kan, maar dat de toestand in de marges of de centra vrij vergelijkbaar is ten opzichte van deze verbeeldende dimensie van hun (im)materieel werk: wat zich als 'normaliteit' installeert,wat meestal als een reconstructie van een reëel of fantasmatisch 'thuis' kan worden geïnterpreteerd, en dit over alle zogenaamde socio-economische klassen heen, projecteert de thuisloosheid steeds buitenhuis, zelfs als deze veelvuldig of sporadisch wordt opgezocht of net hiermee wordt geconfronteerd. Mijns inziens kan dat dan ook niet door een bepaaldesociale klasse (een elite of anti-elite) worden opgelost. Blijkbaar is een parallelle verbeelde(nde) wereld die nooit afgesloten is van een omgang met (ir)realiteiten, noodzakelijk, hoe functieloos de kunst én de omgang ermee kan overkomen. Natuurlijk is er ook geen perfect verbeeld(end) kunstwerk, maar gaat het ook om in te zien wat de druk is die erop wordt uitgeoefend, wat het werk meestal zelf (on)rechtstreeks aangeeft. De verbeelding blijkt artistiek onderzoek op een dergelijke wijze testructureren, opdat haar vervanging, representaties of metaforen, op een gegeven moment onbruikbaar worden in termen van vernieuwing en behoud,waardoor een bimodernisme zich steeds opnieuw aan de omgang ermee voorstelt. Door de introductie van een bi-modernisme als een verspringende verbeelding in beeld, dat buiten (sommige) hedendaagse kunst én een afgestelde omgang ermee momenteel haast uitsluitend als fantasmatisch, complex of mythisch mensbeeld en omgang met objecten/dingen wordt vormgegeven, wordt duidelijk dat functieloze kunst, het verbeelde(nde) beeld weldegelijk een functie heeft: het creëert onderzoekend, experimenteel en verbeeldend artistieke ruimte en tijd en introduceert de mens in een bi-modernisme. In dit onderzoek wordt niet letterlijk overgaan tot een reflectie op het niveau van queerstudies of wordt er ook geen (toekomstig) mensbeeld aangereikt, omdat het de ervaring van de onderzoeker is dat wanneer dat dit het geval is, of toch vaak, men er zich gewoonweg makkelijker bij neerlegt. Het wil niet zeggen dat als iets gedacht, gemaakt of geschreven is, dat er daarom wordt mee omgegaan door een mens. Het kan eventueel wel kannibalistisch worden opgesoupeerd, maar dit laatste lost het probleem altijd in de letterlijke zin op. Anders gesteld de promovendazocht in dialoog met hedendaagse kunst manieren om met kunst om te gaan. Daarbij vervallen in een terminologie van het authentieke geeft evenzeer geen oplossing aan, omdat exact in dat punt originaliteit makkelijk aan origine wordt gekoppeld (welke dan ook), wat niet enkel een niet-verbeelde(nde) manipulatie is van geschiedenis, maar eveneens aantoont dat er blijkbaar geen omgang met een heden of een (on)mogelijke toekomst is, maar evengoed niet met de reële en irreële situatie van een locatie. De meeste anti-artistieke rituele ruimten of die de omgang met het artistieke blokkeren, lokken ook makkelijk een niet-verbeeldend-omgaan met (ir)realiteiten uit, alsof men de artistieke kennis en de omgang ermee de mens(heid) en zijn/haar omgang met andere mensen, objecten en dingen liever zou willen ontzeggen. Dit onderzoek gaat niet, tenzij sporadisch, in op de rituele ruimte, maar dient te worden gelezen als een omgang van een curator en schrijver met het elementair niveau van de artistieke verbeelding in sommige hedendaagse kunst. De ik-persoon die sporadisch aan bod komt, verkondigt geen persoonlijke mening, maar kan wordenbegrepen als de positie(loosheid) van een kiezen voor (de omgang met) artistieke verbeelding in hedendaagse kunst, wat blijkbaar op verzet kan stoten, soms zelfs langs verschillende kanten: iedereen blijkt bang te zijn om zijn/haar geloofwaardigheid te verliezen, maar daarom nog niet omiemand/iets te banaliseren. En exact op dat punt kan de inmenging/manipulatie/het belang van politieke, commerciële en evengoed (inter)persoonlijke of collectieve werelden op verbeelding in hedendaagse kunst énde omgang ermee worden ervaren.
Datum:1 okt 2008 →  13 nov 2013
Trefwoorden:Borderlinking
Disciplines:Antropologie
Project type:PhD project