< Terug naar vorige pagina

Project

Voorbij de retail revolution? Winkelcultuur in het stedelijk landschap Brussel (1830-1914).

Dit proefschrift behandelt de geschiedenis van het winkellandschap in Brussel tijdens de negentiende eeuw. Hoewel de toenemende commercialisering van het negentiende-eeuws stedelijk landschap al langer een topos is in de historiografie, was er tot nog toe zelden aandacht voor het geheel en de diversiteit aan plaatsen waar kon worden gewinkeld. Decennialang waren kleinhandel- en winkelhistorici vooral begaan met de opkomst van ‘moderne’ kleinhandelsvormen, zoals de coöperatie, de winkelketen en bovenal het warenhuis, waar, zo werd gesteld, ook de cultuur van het vrijetijdswinkelen onstond. Zij bestudeerden deze instituten vaak in isolement van elkaar en van de ruimere context van minder opzienbarende winkelplaatsen. Wanneer in meer recent onderzoek aandacht werd geschonken aan het voortbestaan van meer traditionele kleinhandelsvormen, zoals de markt, de ambulante handel en de kleine winkel, was dat vooral vanuit een interesse in het conflict tussen traditie en moderniteit. Ook hier was zelden oog voor meer dan twee circuits. 

Hoewel historici het gevarieerd geheel van winkelplaatsen in verschillende stukjes hebben opgebroken, was dat isolement geen kenmerk van de historische realiteit. Markten, markthallen, winkels, warenhuizen, galerijen, veilinghuizen, bazaars, vestigingen van winkelketens en coöperaties deelden straten en voetpaden met elkaar en met hun klanten. Om die reden wordt in dit boek het winkellandschap als onderwerp van studie genomen. Vanuit een ruimtelijk perspectief wordt de geschiedenis van het winkelen en de winkelcultuur in de negentiende-eeuwse stad geherevalueerd, met Brussel als case-study. Die herevaluering is des te meer nodig omdat de historiografie lange tijd gevangen zat in een zoektocht naar moderniteit. Enderzijds heeft onderzoek naar vroegmoderne kleinhandel en winkelen aangetoond dat veel zogenaamd ‘moderne’ winkel- en bedrijfspraktijken dateerden van lang voor de opkomst van het warenhuis en de negentiende eeuw. Anderzijds is ook het concept moderniteit, in de teleologische en progressistische interpretatie ervan, in diskrediet geraakt. 

Deze studie gaat op zoek naar elementen van continuïteit en discontinuïteit in het winkellandschap en de daarin gewortelde winkelcultuur van de negentiende eeuw. Ze toont aan dat het noodzakelijk is de variëteit in winkelplaatsen in relatie tot elkaar en als geheel te bekijken, om op die manier de evoluties in het winkelen te kunnen traceren en begrijpen. In dit proefschrift wordt onderzocht hoe het winkellandschap zich tijdens de negentiende eeuw in Brussel ontwikkelde, wat voor verschillende winkelplaatsen er waren en hoe deze zich verhielden tot elkaar en tot de zich ontwikkelende winkelcultuur doorheen de eeuw. Uiteindelijk staat de vraag centraal hoe deze ontwikkelingen zich kwalitatief vertaalden in een winkelcultuur, zoals die met het winkellanschap verweven was. 

Dit onderzoek toont aan dat er een enorme densificatie optrad in het hart van het Brusselse winkellandschap. Nooit waren er in het centrum van Brussel meer winkels dan aan het begin van de twintigste eeuw. Eerder dan revolutionair nieuwe winkelplaatsen, bracht de eeuw van de ‘moderniteit’ in Brussel een groeiende variëteit aan soorten winkelplaatsen met zich mee. Het winkelen in die winkelplaatsen werd des te meer en bij uitstek een activiteit voor voetgangers. Winkelen en wandelen in het stadscentrum versmolten er als het ware tot één activiteit. ‘Window-shopping’ groeide daarbij uit tot een zelfstandig en onontbeerlijk onderdeel van het winkelen. De omvang en vormgeving van de etalages speelden daar in toenemende mate op in. Ook de omgeving van de straat werd steeds meer ingericht om die praktijk van het voornaam winkelen voor het plezier te faciliteren. Er werden voetpaden aangelegd en mogelijke obstructies of praktijken die als sociaal onaangepast werden beschouwd, zoals straatmarkten, uitstallingen van ambulante handelaren en dergelijke meer, werden van de straten geweerd. De ontwikkeling van het winkellandschap droeg in die zin bij tot – en gaf uitdrukking aan – de ambities van het liberaal-burgerlijke stadsbestuur voor de ‘moderne stad’. De evoluties van het winkelen waren sterk verweven met hun projecten van stadsverfraaiing, sanering en rationalisering van de stedelijke ruimte, maar tonen ook de beperkingen daarvan aan.

In dit proefschrift wordt betoogd dat winkelcultuur (en –subcultuur) eerder gebonden is aan het type goederen en aan de locaties in de stad dan aan het type winkeloutlet. De evoluerende winkelcultuur werd gedragen door de verschillende ‘sites of shopping’. Hoewel niet het toneel van een kleinhandels- en winkelrevolutie, evolueerden de praktijken en vormgeving van het winkelen in Brussel wel degelijk tijdens de negentiende eeuw. Dit proefschrift toont aan dat de ontwikkeling van hett winkellandschap en de daarin gewortelde en daaraan vorm gevende winkelcultuur een complex proces was dat heen en weer, soms toevallig, soms georkestreerd liep langsheen nieuwe en minder nieuwe plekken van de negentiende eeuw, en waarbij de grote spelers de rol opnamen van katalysator in een dynamisch winkellandschap. De nieuwe winkelplaatsen en het winkellandschap waarin ze waren geworteld, waren de hele negentiende eeuw lang getekend door de zucht naar ‘splendor’ – hoewel die ambitie niet altijd bewaarheid werd.  

Dutch summary

 

Dit proefschrift behandelt de geschiedenis van het winkellandschap in Brussel tijdens de negentiende eeuw. Hoewel de toenemende commercialisering van het negentiende-eeuws stedelijk landschap al langer een topos is in de historiografie, was er tot nog toe zelden aandacht voor het geheel en de diversiteit aan plaatsen waar kon worden gewinkeld. Decennialang waren kleinhandel- en winkelhistorici vooral begaan met de opkomst van ‘moderne’ kleinhandelsvormen, zoals de coöperatie, de winkelketen en bovenal het warenhuis, waar, zo werd gesteld, ook de cultuur van het vrijetijdswinkelen onstond. Zij bestudeerden deze instituten vaak in isolement van elkaar en van de ruimere context van minder opzienbarende winkelplaatsen. Wanneer in meer recent onderzoek aandacht werd geschonken aan het voortbestaan van meer traditionele kleinhandelsvormen, zoals de markt, de ambulante handel en de kleine winkel, was dat vooral vanuit een interesse in het conflict tussen traditie en moderniteit. Ook hier was zelden oog voor meer dan twee circuits.

Hoewel historici het gevarieerd geheel van winkelplaatsen in verschillende stukjes hebben opgebroken, was dat isolement geen kenmerk van de historische realiteit. Markten, markthallen, winkels, warenhuizen, galerijen, veilinghuizen, bazaars, vestigingen van winkelketens en coöperaties deelden straten en voetpaden met elkaar en met hun klanten. Om die reden wordt in dit boek het winkellandschap als onderwerp van studie genomen. Vanuit een ruimtelijk perspectief wordt de geschiedenis van het winkelen en de winkelcultuur in de negentiende-eeuwse stad geherevalueerd, met Brussel als case-study. Die herevaluering is des te meer nodig omdat de historiografie lange tijd gevangen zat in een zoektocht naar moderniteit. Enderzijds heeft onderzoek naar vroegmoderne kleinhandel en winkelen aangetoond dat veel zogenaamd ‘moderne’ winkel- en bedrijfspraktijken dateerden van lang voor de opkomst van het warenhuis en de negentiende eeuw. Anderzijds is ook het concept moderniteit, in de teleologische en progressistische interpretatie ervan, in diskrediet geraakt.

Deze studie gaat op zoek naar elementen van continuïteit en discontinuïteit in het winkellandschap en de daarin gewortelde winkelcultuur van de negentiende eeuw. Ze toont aan dat het noodzakelijk is de variëteit in winkelplaatsen in relatie tot elkaar en als geheel te bekijken, om op die manier de evoluties in het winkelen te kunnen traceren en begrijpen. In dit proefschrift wordt onderzocht hoe het winkellandschap zich tijdens de negentiende eeuw in Brussel ontwikkelde, wat voor verschillende winkelplaatsen er waren en hoe deze zich verhielden tot elkaar en tot de zich ontwikkelende winkelcultuur doorheen de eeuw. Uiteindelijk staat de vraag centraal hoe deze ontwikkelingen zich kwalitatief vertaalden in een winkelcultuur, zoals die met het winkellanschap verweven was.

Dit onderzoek toont aan dat er een enorme densificatie optrad in het hart van het Brusselse winkellandschap. Nooit waren er in het centrum van Brussel meer winkels dan aan het begin van de twintigste eeuw. Eerder dan revolutionair nieuwe winkelplaatsen, bracht de eeuw van de ‘moderniteit’ in Brussel een groeiende variëteit aan soorten winkelplaatsen met zich mee. Het winkelen in die winkelplaatsen werd des te meer en bij uitstek een activiteit voor voetgangers. Winkelen en wandelen in het stadscentrum versmolten er als het ware tot één activiteit. ‘Window-shopping’ groeide daarbij uit tot een zelfstandig en onontbeerlijk onderdeel van het winkelen. De omvang en vormgeving van de etalages speelden daar in toenemende mate op in. Ook de omgeving van de straat werd steeds meer ingericht om die praktijk van het voornaam winkelen voor het plezier te faciliteren. Er werden voetpaden aangelegd en mogelijke obstructies of praktijken die als sociaal onaangepast werden beschouwd, zoals straatmarkten, uitstallingen van ambulante handelaren en dergelijke meer, werden van de straten geweerd. De ontwikkeling van het winkellandschap droeg in die zin bij tot – en gaf uitdrukking aan – de ambities van het liberaal-burgerlijke stadsbestuur voor de ‘moderne stad’. De evoluties van het winkelen waren sterk verweven met hun projecten van stadsverfraaiing, sanering en rationalisering van de stedelijke ruimte, maar tonen ook de beperkingen daarvan aan.

In dit proefschrift wordt betoogd dat winkelcultuur (en –subcultuur) eerder gebonden is aan het type goederen en aan de locaties in de stad dan aan het type winkeloutlet. De evoluerende winkelcultuur werd gedragen door de verschillende ‘sites of shopping’. Hoewel niet het toneel van een kleinhandels- en winkelrevolutie, evolueerden de praktijken en vormgeving van het winkelen in Brussel wel degelijk tijdens de negentiende eeuw. Dit proefschrift toont aan dat de ontwikkeling van hett winkellandschap en de daarin gewortelde en daaraan vorm gevende winkelcultuur een complex proces was dat heen en weer, soms toevallig, soms georkestreerd liep langsheen nieuwe en minder nieuwe plekken van de negentiende eeuw, en waarbij de grote spelers de rol opnamen van katalysator in een dynamisch winkellandschap. De nieuwe winkelplaatsen en het winkellandschap waarin ze waren geworteld, waren de hele negentiende eeuw lang getekend door de zucht naar ‘splendor’ – hoewel die ambitie niet altijd bewaarheid werd.  

 

 

Datum:1 okt 2010 →  21 mei 2015
Trefwoorden:Cultural history, Nineteenth century, Urban history, History of retailing, History of consumption
Disciplines:Economische geschiedenis, Geschiedenis, Theorie en methodologie in de filosofie
Project type:PhD project