< Terug naar vorige pagina

Project

Ambtshalve toepassing van EU-recht door de Belgische burgerlijke rechter

De nationale rechter is de natuurlijke rechter voor geschillen tussen private partijen en tussen private partijen en overheden inzake materies die door het EU-recht worden beheerst. Wanneer nationale rechters deze geschillen beslechten, gebruiken zij daarvoor hun nationaal procesrecht. In afwezigheid van geharmoniseerde procedureregels, maakt het nationaal procesrecht immers het toepasselijke procesrecht uit voor EU-rechtelijke geschillen. Omdat regels van nationaal procesrecht in de weg kunnen staan van een effectieve toepassing van materieel EU-recht, heeft het Hof van Justitie in zijn rechtspraak een aantal voorwaarden gesteld waaraan het nationaal procesrecht moet voldaan. Het gaat o.m. om het gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel, het loyaliteitsbeginsel, de nuttige werking van EU-recht en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

In dit proefschrift wordt nagegaan hoe deze vereisten van EU-recht inwerken op de Belgische regels inzake de taak van de rechter, meer bepaald de cassatierechtspraak over de bevoegdheid en de verplichting van de Belgische rechter om ambtshalve middelen in rechte op te werpen. Het doel van het proefschrift is om door een samenlezing van de cassatierechtspraak en de rechtspraak van het Hof van Justitie de verplichting van de Belgische burgerlijke rechter te bepalen om het EU-recht ambtshalve toe te passen. Daarbij wordt zowel ingegaan op de taak van de rechter t.a.v. het EU-recht in het algemeen als in de materies van het EU-mededingingsrecht en het EU-consumentenrecht. Het proefschrift wil zo een duidelijk kader bieden aan Belgische rechters om tegemoet te komen aan hun EU-rechtelijke verplichtingen.

Het resultaat is een verzoenende lezing van de rechtspraak van het Hof van Justitie en de rechtspraak van het Belgische Hof van Cassatie, waarbij iedere instantie water bij de wijn moet doen. De Belgische burgerlijke rechter kent op grond van het EU-recht een verplichting om gemengde middelen (middel waarin feiten en recht zijn vermengd) op te werpen die zich duidelijk aan de rechter opdringen. Daarmee verlangt het EU-recht een ruimere ambtshalve activiteit van de burgerlijke rechter dan het Hof van Cassatie. De verplichting gaat echter niet zo ver dat de burgerlijke rechter op absolute wijze de toepassing van het EU-recht moet garanderen in het kader van een geschil. Er geldt enkel een verplichting om loyaal te handelen en niet passief te blijven wanneer uit het dossier duidelijk blijkt dat een relevant middel niet werd aangevoerd.

Het onderzoek toont ook aan dat er geen afwijkend regime bestaat voor het EU-mededingingsrecht. Bovendien bestaat er in België niet veel verschil tussen de algemene verplichting van de rechter om het EU-recht ambtshalve toe te passen en de verplichtingen inzake de ambtshalve toepassing van het EU-consumentenrecht.

De rechtvaardiging voor het uitgebreide ambtshalve optreden van de Belgische burgerlijke rechter inzake het EU-recht is niet het openbare orde karakter van het EU-recht. De meeste regels van EU-recht zijn niet van (EU) openbare orde. Bovendien heeft het openbare orde karakter van een regel nauwelijks relevantie voor de vraag of de Belgische burgerlijke rechter ambtshalve middelen moet opwerpen. Het zijn daarentegen de bindende aard van het EU-recht alsook de beleidsimplementerende benadering van het nationale procesrecht die rechtvaardigen waarom de Belgische burgerlijke rechter een verruimde verplichting kent om ambtshalve middelen van EU-recht op te werpen.

Datum:5 jun 2012 →  19 feb 2021
Trefwoorden:Ex officio application, EU consumer law, National procedural autonomy
Disciplines:Rechten
Project type:PhD project