< Terug naar vorige pagina

Project

Outsiderliteratuur in België, 1968-2008. Een polysysteemtheoretische analyse.

De vraag die centraal staat in deze studie is de volgende: hoe werd gesproken over literatuur geschreven door waanzinnig genoemde auteurs outsiderliteratuur in de tweede helft van de twintigste eeuw in het Nederlands- en Franstalige literaire discours? Welke zijn de discursieve voorwaarden die het spreken (op een specifieke wijze) over outsiderliteratuur mogelijk maken? Aan de hand van dit onderzoek poog ik de houding ten opzichte van waanzin, als biografische eigenschap toegeschreven aan een auteur, en de manier waarop deze houding evolueerde, te analyseren. Hoe schrijven recensenten over auteurs die doorgaan als waanzinnig? Met welk vocabularium gaan literatuurwetenschappers hun teksten te lijf? Hoe profileren auteurs hun eigen postuur als waanzinnig?
    De discoursanalyse, in de archeologische invulling die Michel Foucault eraan gaf, geldt als methodologisch fundament. Op enkele cruciale puntenwordt ze aangevuld met inzichten uit een breed spectrum van literatuur-en cultuurwetenschappelijke theorieën. De nadruk die ligt op discours, literatuur en waanzin, maakt dat Foucaults oeuvre niet enkel aanwezig is als methodologisch perspectief, maar ook als onderwerp en zijn Histoire de la folie </>in het bijzonder een intrigerendecasus vormt. 
    In het proefschrift worden eerst vier toonaangevende bloemlezingen onderzocht waarin outsiderliteratuur verzameld staat: Gedoemde dichters</> (Paul Rodenko, 1957), Écrits bruts</> (Michel Thévoz, 1979), Les fous littéraires </>(André Blavier, 1982) en Gestoorde teksten</> (Jacq Vogelaar, 1983). De selectiecriteria worden geanalyseerd en de presentatiewijzen besproken, waarbij de verstrooiing van het begrip waanzin (en literatuur) duidelijk in beeld komt. Vervolgens richt het onderzoek zich ophet discours dat vier verschillende waanzinnige auteurs omgeeft, waarbij die uiteenlopende profielen hebben en naast een geografische (en talige) spreiding ook een temporele differentiatie meespeelt. Jan Arends (1925-1974) receptie vertoont een complexe verhouding tot de antipsychiatrie die in de jaren zeventig hoogtij vierde. Begin jaren zeventig verkrijgt hij een mythisch profiel, waarbinnen zowel biografische anekdotes als zijn egodocumenten een centrale plaats krijgen. Met het onderzoek naarJ.M.H. Berckmans (1953-2008) wordt de klemtoon gelegd op de theatraliteit van de waanzinnige auteursfiguur: het postuur dat de auteur zelf (in werk en interviews) creëert, wordt geconfronteerd met de wijze waarop dat postuur recentelijk op scène gepresenteerd werd. De manier waarop (literatuur)theoretische discoursen het werk van waanzinnige auteurs inlijven wordt toegelicht in het hoofdstuk gewijd aan de Franstalige auteur Sophie Podolski (1953-1974). Zowel in een psychoanalytisch getint feminisme(Kristeva, Tel Quel) als in de profilering van de Franstalig-Belgische literatuur als irregulier rond 1990 neemt haar werk een cruciale plaats in. Het oeuvre van Simon Vinkenoog (1928-2009), tot slot, leent zich tothet onderzoeken van de wijze waarop een waanzinnig auteursprofiel gekoppeld is aan verwante discoursen waarbij liefde en druggebruik centraal staan en deze gekaderd kunnen worden in de context van de tegencultuur van de jaren zestig.  
    Deze gevalsstudies monden uit in een complex en genuanceerd beeld, waarbij de patronen en paradoxen in het spreken over de waanzinnige auteur uit de doeken gedaan worden. Er wordt beargumenteerd dat de onderzochte periode zich kenmerkt door de constructie van een waanzinnige auteur als een onbespreekbaar onderwerp, door een geëxpliciteerd besef van de problematische relatie van het beschouwende commentaar tot de beschouwde outsiderliteratuur, en door het productieve effect van deze paradoxale kenmerken op het discours over outsiderliteratuur, waarbij waanzin en literatuur het toelaten elkaar wederzijds, telkens opnieuw en anders, en onophoudelijk te definiëren.
Datum:1 okt 2010 →  30 sep 2014
Trefwoorden:Literature, Madness, Polysystem theory, Antonin Artaud, Gerrit Achterberg, JMH Berckmans, Sophie Podolski
Disciplines:Talen, Literatuurwetenschappen, Theorie en methodologie van de talenstudies, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Theorie en methodologie van de literatuurwetenschappen, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen
Project type:PhD project