< Back to previous page

Publication

Muziek en publiek. De notie van public service bij de omroeporkesten van de Belgische openbare omroep.

Book Contribution - Book Chapter Conference Contribution

Wanneer we heden naar ons medialandschap kijken, merken we dat de Belgische radio de tand des tijd doorstaan heeft. Waar pluriformiteit vandaag troef is, was dit anno 1930 niet het geval. De'brenger van het gesproken dagblad' of 'de klankradio' was toen een unieke speler in het audio landschap. Voordien waren uithuizige concerten enkel voor de elite weggelegd maar dankzij de uitvinding van draadloze communicatie werd muziek toegankelijk voor een breed publiek. Radio werd dus gepercipieerd als een machtig orgaan en zorgde, om het met een essay (1956) van voormalig radiodirecteur Jan Boon te duiden, voor een 'democratisering van de luxe'. De menselijke stem én livemuziek kwamen via dit massamedium voor het eerst letterlijk de huiskamer binnen en kregen dus een massaal bereik (Briggs & Burke 2003:150).


Het eerste Belgische radiogebeuren ging reeds in 1920 van start met privé initiatief. Radio amateurs en politiek/ideologische groeperingen ontdekten de mogelijkheden. Om dit opkomende massa medium te controleren, ging de Belgische staat de uitzendingen reguleren met de stichting van het Nationaal Instituut voor Radio Omroep (NIR) wat op 1 februari 1931 zijn eerste uitzending kende. Vanaf 1953 mocht men een nieuwe speler verwelkomen, de Belgische televisie, tevens het eindpunt van dit onderzoek.

Binnen omroepinstituten groeide de idee van publieke dienstverlening of 'public service (broadcasting)', een concept dat vanaf 1920 geïnstitutionaliseerd werd en via Groot-Brittannië (BBC) ook in België zijn intrede deed. (zie o.m. Atkinson 2001, Avery 1993, McDonnell 1991, Scannell & Cardiff 1982, Tracey 1998, e.a.) Media, zoals radio, poogden rekening te houden met de wensen van hun publiek en hierop in te spelen. Dit deden ze door via de muziekdienst een divers aanbod aan te bieden waarin entertainment, informatie en educatie aan bod kwamen.

De Belgische radio manifesteerde zich als een belangrijke culturele actor wat zich uitte in de samenstelling van de muziekdienst. Dit departement huisvestte diverse omroeporkesten waaronder het groot symfonie orkest (GSO) en het radio orkest (RO). Het GSO werd geroemd om hoogstaande (gala-) concerten en werd internationaal bekend om haar pionierswerk inzake ernstige klassieke muziek met ondermeer modernistische muziek. Het RO bracht het lichtere genre waardoor de culturele impact en het pluriforme aanbod dankzij bovenstaande orkesten niet te onderschatten viel. (Jaarverslagen NIR 1930-1953; Van den Buys & Lelieveldt, 2001).

Deze studie peilt naar hoe het radiomanagement (zie infra) invulling gaf aan de publieke opdracht van de Belgische radio via het muziekbeleid anno 1930-1953. Een debat dat toenmaals intensief gevoerd werd door de muzikale éminence grise aan de radio. Centraal staat de vraag welk discours gevoerd werd omtrent publieke dienstverlening en hoe hieraan invulling werd gegeven d.m.v. het GSO en RO.

Om deze evolutie te achterhalen werd een retorische analyse (kwalitatieve inhoudsanalyse) uitgevoerd (zie o.m. Boyatsis 1998, Foss 2004, Silverman 2004, Wester 1995;2006, e.a.). Het onderzoeksmateriaal is tweeledig. De jaarverslagen van het NIR (1930-1953) werden geanalyseerd alsook de persoonlijke correspondentie van het radiomanagement met directeur-generaal Jan Boon, dirigenten Arthur Meulemans en Franz André en directeur van de Vlaamse muziekdienst Paul Collaer.

Het materiaal onthult dat het management bijzonder veel aandacht besteedden aan en intensief reflecteerden en debatteerden over het culturele en educatieve potentieel van muziek op de radio. De muziekautoriteiten drukten hun stempel op het beleid: Jan Boon pleitte als directeur-generaal voor een openbare omroep als 'bindmiddel voor de natie'. Cultureel despoot, Paul Collaer, wou via de omroeporkesten ook het minder gekende repertoire met ondermeer modernistische muziek op de radio brengen, waarmee hij een bondgenoot vond in Jan Boon. Dirigent Franz André vervolgens bepleitte samen met collega Arthur Meulemans het belang van een artistiek sterk omroeporkest. Een orkest dat permanent uitvoeringen verzorgde met een cultureel kwaliteitsvol programma. Elk van deze prominenten was dus voorstander van een publieke omroep die vanuit een cultureel opvoedende taak muziek bracht voor een divers publiek.

Via deze analyse beoogt dit onderzoek een bijdrage te leveren aan het culturele erfgoed van het Belgische omroepbestel (zie Bertels 1972, Burgelman 1990, e.a.) en meer bepaald aan de relatie publiek - muziek vanuit radiomanagement oogpunt. Tevens beoogt deze paper bij te dragen tot een bevraging en verfijning van de kunstsociologische theorievorming binnen het 'Public Service Broadcasting'- paradigma, waarin de invloed van institutionele - en managementfactoren op de publieke dienstverlening centraal staan.
Book: Etmaal van de Communicatiewetenschappen, Leuven
Publication year:2012
Keywords:Public Service Broadcasting
  • ORCID: /0000-0001-8273-8989/work/84664172